Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 26 mei 2025
Een smartelijke geestesverwarring jaagt hem de koorts op 't lijf. Hij weet niet meer: zijn brein is als een windvaan. Hij ervaart dat zijn hartstocht haar al kwaad genoeg heeft berokkend. Haar borstziekte verergert. Hij snelt naar Sesenheim en, zelf zwak, blijft hij vier weken aan haar sponde, verwijt zich onophoudelijk, dat hij aanspraken in haar heeft gewekt die hij nooit zal vervullen.
"Wel, stuur Weinstübe op kondschap uit," zeide Reynhove: "maar dat is waar ook: où diantre est-il?" "Ja! waar is Weinstübe?" riepen wij allen, onszelven het verwijt doende, dat wij hem niet eerder gemist hadden. "De hemel beware ons!" zeide Tante: "ik hoop niet dat hij overboord is gevallen!"
»Dominé! sprak Antje, toen zij gehoor had verkregen, »daar was nu Frits Millioen, ik wil zeggen de jongeheer Rosemeijer," verbeterde zij, toen de blikken der beide predikanten zich met verwijt op haar vestigden, »hij vraagt of hij dominé even mag spreken?" »Wel, dat treft aardig; laat hem boven komen, Antje," zei Willems vergenoegd.
Dat de prins zich van zijne waanzinnige gemalin scheiden liet, zou hem zeker nooit tot verwijt zijn gemaakt, daar de keurvorst van Saksen zelf de gescheidene als eene dolle achter de traliën zetten liet, doch wel werd des prinsen keus, toen hij op nieuw in het huwelijk wilde treden, scherp berispt.
Hij dacht aan den steun, die er misschien van hem zou kunnen gevorderd worden .... hij dacht aan zijne toekomst.... Suze schuift nader tot hem, en legt de linkerhand op zijn schouder. »Ben je boos, Arnold?" vraagt ze. »O, misken me niet! Ik deed het in je belang, ik deed het, omdat ik je liefheb! Ik wilde geen schrikbeeld, geen levend verwijt voor je zijn.
Deze komt met Vinje's kritiek op Bjørnson's volgende vertelling Arne, die later zal besproken worden. De kritiek komt van een man, die zelf van boerenafkomst was, die de boeren beter kende dan Bjørnson, en die den schrijver verwijt, dat zijn figuren geen boeren maar verkleede stadsmenschen zijn, en wel stadsmenschen van een bepaald type, droomers met sterk werkende traanklieren.
Men verwijt de vrouwen vaak, dat zij het naderen van den ouderdom vreezen; deze vrees ontspringt uit de wetenschap, dat zij dan alle hoop moeten laten varen nog bemind te worden; vandaar haar ontsteltenis bij het verschijnen der eerste grijze haren en der eerste rimpels. Alle vrouwen zijn ontvankelijk voor deze vrees, ofschoon velen er zich geen rekenschap van geven.
van 't volk, dat De Ruyter nog niet op het voetstuk zag geplaatst, door de nakomelingschap hem toegekend, noch met den stralenkrans omgeven, welken deze hem waardig heeft gekeurd. Neen, dat volk vergat zijne diensten, of liever nog, het vond in die diensten zelven stof tot verwijt. Immers, was het niet voornamelijk tegen den Koning van Engeland, tegen 's Prinsen Oom, dat De Ruyter had gestreden?
"Er is niets waartegen ze zoo hard is als tegen armoede en er is niets dat ze voorwendt met méér strengheid te laken dan het najagen van rijkdommen." "Je bent te bang voor de wereld," antwoordde zij zacht. "Al je hoop is opgegaan in de hoop haar verachtelijk verwijt te ontkomen.
"Ik verzoek verschooning," hernam de ridder, "uw verwijt is billijk. Maar mogelijk ontmoeten wij elkander in het vervolg met minder geheimzinnigheid van weerskanten. Intusschen scheiden wij als goede vrienden, niet waar?" "Daar hebt gij er mijn hand op," hervatte Locksley, "en ze is die van een oprechten Engelschman, ofschoon ik thans een vogelvrijverklaarde ben."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek