Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 12 juli 2025


Reeds is de morgenster verbleekt en de zon gaat op boven de verwoesting. Een twintigtal mannelijke Kaffers arbeiders en knechten op Waterfontein staan bij de gehavende doch door het vuur gespaarde wagenschuur. Baas Jansen heeft hen bij die schuur bescheiden, en hij zal gericht houden over zijn volk. Langzaam nadert hij de groep.

Zij zetten bevend woorden neer Tot de' avond-late zon verbleekt, En woorden glanzen rein en teer Als paarlemoer, waar 't licht in breekt. En toch, hoe mooi die woorden zijn, Die vingen 't licht aan allen kant, Zij hebben slechts een zwakken schijn Van 't licht dat in mijn binnenst brandt,

Dat was Tieldeken van Meylegem, dat was jonkvrouw Quiline, dat was het mooie, groene Vlaanderen, wel zacht, wel lief, wel boeiend en wel diep-ontroerend, maar verre, o zoo verre, en zoo verbleekt en verwazigd, vergeten bijna naast het rood en den gloed van den nieuwen hartstocht. De wereld stond voor mij open.

Te dier dage, mijne innig geliefde! ben ik mij bewust dat er menigmaal een blos van vreugd heeft gegloeid op uw liefelijk gelaat, later, helaas! om mij rampzalige verbleekt.... Ik zie in verbeelding uwe zachte lijdende trekken, uwe vochtige oogen en mijn hart breekt er onder.

O, hoe vaak in den nacht, Eer de sluimring al zacht Aan mijn eenzame sponde mij kluistert, Rijst in vriendelijk licht Mij 't verleên voor 't gezicht En de stem der Herinnering fluistert: Van de smart en de vreugd Eener zalige jeugd; Van de liefde, half schaamrood ontloken; Van de lipjens zoo rood, Nu verbleekt door den dood, En de harten, voor immer gebroken!

Eenige nemen aan, dat dit dier twee maal verhaart; anderen, waarbij ik mij voeg, zijn van oordeel, dat het zomerhaar tegen den winter, als het fel koud begint te worden, eenvoudig verbleekt, zooals men dit bij den Sneeuwhaas en den Poolvos kan waarnemen.

Gij grijpt naar uw gordel? Gij verbleekt? Uw mes is verdwenen?" »Het is weg. Ik moet het verloren hebben, en een vijand van mij..." »Bind hem, boei hem, Bischen! Leid den verrader en zijne valsche getuigen naar den kerker! Morgen worden ze allen geworgd. De dood is de straf voor den meineed. Als zij ontkomen, dan verbeuren de wachters hunne hoofden.

Terwijl hij verbleekt, kijkt hij om zich heen en wacht het einde van den ernstigen psalm af. Verstomd zijn gezang en gebed. Door de rijen gaat een fluisterende vraag. De prior, een eerwaardig grijsaard nadert den binnengetredene. Op zijn hoofd rust de tachtigjarige sneeuw. "Hoe is uw naam, vreemde broeder?" vraagt hij op vriendelijken, welwillenden toon.

Jean Baptiste, langs wagens en rijtuigen heen, naar de rue Chauvin begeven, en, na een paar maal met een schuwen blik te hebben omgezien, heeft hij een roodzijden foulard uit zijn broekzak te voorschijn gehaald, met het voornemen om hem haastig in den binnenzak van zijn paletot te verbergen. Doch zie, eensklaps verbleekt de nu eenigszins verhoogde kleur van den 78-jarigen man. Een op de quai St.

Men ziet er ook uit dat de ware minnaar slecht moet slapen en weinig eetlust hebben, dat hij verbleekt wanneer hij zijn geliefde ziet, dat hij alleen maar plezier hebben moet in wat zijn aangebedene hem vrijwillig toestaat, maar dat hij natuurlik jaloers is en haar bij de geringste aanleiding van het ergste verdenkt.

Woord Van De Dag

soepe

Anderen Op Zoek