United States or Qatar ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik landde aan en meestal ging de glazen portaaldeur van het Gemeentehuis als van zelf dadelijk open en daar verscheen Tieldeken op den drempel, stralend, blozend, lachend, met den geijkten groet: Dag, meniere. Ge zij nog ne keer gekomen? Joaj ik, Tieldeken. Hoe goat 't mee ou?

Was ik de speelbal eener nachtmerrie, of zag ik een abominabele werkelijkheid gebeuren?.... Was dat Tieldeken, omarmd door een man, door.... plotseling herkende ik hem.... door den pummel, het kwasi boerke-van-Meylegem dien ik nog pas geleden op het ijs zoo smadelijk overwonnen had!.... Het schemerde vóór mijn oogen en ik weifelde en twijfelde.

Voor mij was Tieldeken niet alleen de bloem van Meylegem-Zuid, maar ook het schoonste meisje dat ik kende in heel Vlaanderen.

Want daardoor werd ik soms iets minder smoor-verliefd op Tieldeken en voelde niet zoo sterk meer de schrijning bij het afscheidnemen van mijn tot dus verre absoluut volkomen en volmaakte ideaal. Er bleef mij trouwens nog ruim voldoende liefde en illuzie over. O, dat afscheid van Tieldeken, ik in mijn licht schuitje en zij aan den oever van het breede water!

Want wanneer ik zelf zoo van uit Meylegem-Zuid dien grooten plas overkeek leek ook mij mijn onderneming een ontzettend waagstuk en kreeg ik den indruk dat Tieldeken wel vermoeden kon, dat mij iets zeer-bizonder boeiends op Meylegem-Zuid moest aantrekken.

't Was iets als uit een andere, nog ongevormde wereld en in verbeelding liet ik mij gaan en zag mij in mijn schuitje op den wilden chaos dansen, zooals ik eertijds roeide op de overstroomde vlakte van de Meylegemsche Meerschen, naar het schoone Tieldeken toe.

Wat ik nooit zou gedurfd hebben: eventjes in het voorbijgaan 't mooie meisje in den arm of de lenden te knijpen, dat deden ze maar gewoon alsof het niets was en wanneer Tieldeken zich ietwat boos maakte en met klappen dreigde, lachten zij lomp en grof en maakten soms gewaagde toespelingen, die mij 't rood van schaamte en van toorn naar de wangen joegen.

Ik had die kinkels wel een oorveeg willen geven en 't was mij telkens als een gevoel van verlossing wanneer de vader traag aangeklompt kwam en door zijn verzoenende bemiddeling aan het geschil een einde stelde. O, die boerenkinkels, wat deden ze soms gemeen en familiair met en ten opzichte van 't mooie Tieldeken!

't Verdriet om Tieldeken van Meylegem, was niets daarbij vergeleken. Hoe was het toch mogelijk dat ik zelf, met slechts een paar onbezonnen woorden, in een oogwenk, mijn teedere illuzie, mijn schoon ideaal, mijn frisch en jong geluk ontfleurd, geschonden en vernietigd had! Half ziek van ellende stond ik op.

Waar zijt ge nu, o Tieldeken? Leeft ge nog en