Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 25 juli 2025


"Hij, dien gij zoo lafhartig hebt neergeveld," antwoordde Enide op trotschen toon, "is prins Erec, de eenige zoon en erfgenaam van koning Lac en ik ben Enide, zijne echtgenoote." De onbekende slaakte een uitroep van ontsteltenis.

Hij bleef een ogenblik staan, de blik gevestigd op het heerlik toneel van het met morgenwolken half omsluierd Quathlamba gebergte, en begaf zich toen naar het kookscherm, met de uitroep: »Hoe is 't, Galant? Kan 'n mens al koffie krijgen? Morgen outa!" »Morgen kleinbaas! De ketel kookt net nou.

Over mij boog Vader zich, zijne armen hielden me omvat, en beurden me op, zijn gelaat was van mij afgewend. Dat was de smartkreet eener gewonde ziel, die trilde in den uitroep: "ach neen, zoo niet, zoo niet! Ni! Vader zal er met anderen over spreken, heb geduld!" "Monster, spook, gilde het daarbinnen, dat je hem zoo lijden laat, wreedaard!"

»Voorbij is die schoone tijd!" was de uitroep van den vroolijken Bilsby, die met zijn armen zou gezwaaid hebben, als hij ze nog gehad had. »Dat was me een tijdje! Men verzon een nieuw mortier, en zoodra was het niet gegoten of 't was terstond ook afgeschoten. Maar nu? Wat schieten zij weg? Bommen? Ja wel katoenballen?

»Welnu, dan maar naar Oban," antwoordde miss Campbell. »Maar is daar te Oban een zeehorizon?" »Dat zou ik meenen!" riep broeder Sam uit. »Eerder twee dan een!" bevestigde broeder Sib met een uitroep. »Welnu, dan maar op reis!" »Ja, over drie dagen," zei een der ooms. »Neen over twee dagen," zei de andere, die het noodig oordeelde inschikkelijkheid te betoonen. »Wat over twee dagen!

Toen zij er zoo lang zwijgend gestaan hadden, tot zij juist genoeg op adem waren gekomen om te kunnen spreken, liet Charley Bates een uitroep van pret hooren; hij barstte uit in een dollen schaterlach, liet zich op een stoep vallen en rolde daar in de grootste vroolijkheid om en om. »Wat scheelt jevroeg de Vos. »Ha! ha! habrulde Charley Bates.

De voerman liet het zich geen tweemaal zeggen, maar sprong op het krat en lei de zweep over het paard, dat terstond, met meer vlugheid dan ik het oordeelde te bezitten, zijn weg vervolgde. De gansche vergadering bleef het rijtuig eenige oogenblikken in stomme verbazing naöogen: totdat de waard de stilte brak met den uitroep: "wel wie heit zijn leven zoo iets 'ezien?

Zij, die wat van hun goed gered hadden, waren genoodzaakt voortdurend daarbij de wacht te houden; want er zwierven dieven rond, en bij elke beving van den grond, sloegen dezen zich met de eene hand op de borst, onder den uitroep: "Misericordia!", en stalen met de andere uit de puinhoopen wat zij konden. De rieten daken stortten op de vuren, en aan alle kanten sloegen de vlammen uit.

In een uur telde ik 1220 fietsen; 't waren meerendeels winkeljuffrouwen en kantoordames, die naar haar dagelijksch werk togen; het leek wel een bijenzwerm. Mij viel het op, dat ieder haar eigen weg ging, verdiept in gedachten; nergens een glimlach; geen uitroep, geen begroeting; al spoedde men elkaar rakelings voorbij.

"Is daar iemand?" zei Vader, en deed open. "Moeder, u moet den ganzerik niet aanraken!" riep de jongen, en op 't zelfde oogenblik gaven de ganzerik en Donsje, die op een bank gebonden lagen, een schreeuw van blijdschap, zoodat hij hoorde, dat ze nog in leven waren. Maar wie ook een uitroep van vreugde liet hooren dat was Moeder. "Neen, wat ben je flink en groot geworden!" riep ze.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek