United States or China ? Vote for the TOP Country of the Week !


Geerten moest bekennen en hij schaamde zich weer ... hij, die doorging voor den sterksten man van heel den "bassin", was gaan vluchten vòor den helm van een spichtig-mager politiemanneken. "Wat 'n vijg!" spotte Venijnige Charel half-luid, "'t was verdomd juist de Sprot, die hier dezen nacht de wacht had, zoo'n vijg."

Ook op die zusters was Sprotje niet gesteld. Dat Christientje 'r soms plaagde met opzettelijk dingen te vragen, die ze niet weten kon, of iets vertelde en 'r dan uitlachte, als zij 't geloofde; dat Coba, de oudste, die wou dat ze "jongejuffrouw" zei, zich bedienen liet meer dan juffrouw Jonkers zelf, haar schoenen in de keuken terug bracht als ze niet glommen naar haar zin en 'r altijd haar jurken wou laten uitborstelen, dat alles vond Sprotje wel niet prettig, maar ze verdroeg het gedwee; van den morgen tot den avond waren ze zoo netjes, ze hielden zich altijd zoo schoon, ze hadden zulk mooi haar en ze liepen zoo keurig, ze moesten vaak zoo lachen met elkaar.... voor het eerst van haar leven begreep Sprot je iets van de vele kleine vreugden en jeugdigheden, die zij nooit gekend had.. Maar er was een weerzin, een vijandschap bijna in haar hartje tegen die vroolijkheid en die keurige kleeren, als zij 's avonds laat nog juffrouw Jonkers, zelf in een oude ochtendjapon, bloesjes zag staan strijken en kraagjes en dassen; als zij dagen lang soms juffrouw Jonkers zich haar elfuurs kopje koffie ontzeggen zag, omdat er weer een nieuw haarlint moest gekocht worden, of een kuifkammetje of een ceintuur.... en als dan Coba nog snibbig "ajasses, moe!" zei, als de Juffrouw haar Koosje noemde, zooals ze eigenlijk te heeten scheen, of als Christien 'r neus, optrok voor de luiers, die in de waranda over een touwtje hingen en haar vader napraatte van: "dat hoort niet".. dan haatte Sprotje die beiden uit den grond van haar hart.

Neen, sprak de man, zij geeft geenerlei vriend, want als de wandelaars, die zij tot zich lokt, heur waanzinnige oogen zien, krijgen zij meer schrik dan liefde voor heur. Die dikke man was tamelijk stout, sprak hij, naar Lamme wijzend. Lamme fronste de wenkbrauwen, bij die toespeling op zijne dikte. Laat hem maar zeggen, Lamme; 't is de sprot, die kwaad spreekt van den walvisch.

Hij had dan zelf een soort goedigen grinniklach, deed twee stappen op zij langs haar heen. "Dag Merie," zei hij. En zich nog eens omkeerend: "'t Was maar goed, dat jij toen dat briefie gevonden hadt.... 'k was anders nog langer in de luren geleid.. Je ben nog wel bedankt hoor!.... en zeg dat meteen maar an je zuster ook...." Toen ging hij door. Sprot je had een zucht van verluchting.

In het midden van elke groep staat een kleine tinnen schotel, bevattende een in vier stukken gesneden gezouten sprot, en vier schijfjes rauwe uien; voorts krijgt iedere groep een koperen terrine met zure kwas, en een schotel gekookte stokvisch, in kleine mooten gesneden.

Allen haasten zich aan die welkome uitnoodiging te voldoen; de monniken scharen zich in processie; de pelgrims volgen, en in plechtigen optocht begeven wij ons naar de krypt, waar wij, evenals bij het middagmaal, de lange tafels zien aangericht, met het pond roggebrood, de gezouten sprot, de in vier stukjes gesneden uien, en de koperen terrine met kwas.

Sinds die twee toevallige ontmoetingen keek Sprot je altijd op straat uit; een enkele maal, dat zij niet te moe was, liep zij een eindweegs in de richting van de Veenvalkstraat.... eens ging zij tot de Drie Alleetjes door en zag daar, zachtjes kuierend en lezend in een boek, Christientje loopen, en klein Wilmpje liep naast haar. Deze maal ging Sprotje niet terug.

Athene nu is, naar onze voorvaderen terecht gemeend hebben, het best gediend door de democratie en die democratie werd door Kleisthenes, den goden zij dank! op zóó hechte grondslagen gevestigd, dat men zich omtrent de vastheid van haar bestaan niet bevreesd behoeft te makenPheidippides was het met hem eens en voegde er nog een aardig verhaal bij om te bewijzen, hoe de overdreven vrees voor de tyrannis den Atheners nog in merg en been zat. «Onlangs op de vischmarkt zijnde, drentelde ik voorbij een tweetal kraampjes; in het eene werd de goedkoope en onaanzienlijke sprot, in het tweede de dure en voorname thonijn verkocht.

Op den hoek van de Beiersteeg stond, als naar gewoonte, een oud mannetje met blikken stoof waar aardappels geurden, en met, in zijn linkerarm, een mandje vol sprot op cirkelvormige lagen. De Korenmarkt was rustig, eenzaam. Hel-kleurig vierkantte daar de uitstalling van een verkensslachter, een pasteibakker en een tabakswinkelier. De klaarte spetterde uit op de grijze kasseide.

Zij moest alles stil doen om Herman niet te wekken, en de bout ging stroef.... in duizend angsten duwde en trok zij boven haar kracht.... als bonkend de ijzerstaaf uit den spang schoot, beefde Sprot je, dat zij te veel geweld had gemaakt, huiverde voor 't dwalende schemerduister, dat door de bedropen ruiten vaagde.