Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 23 juni 2025
Terwijl hij zijn zwarten snoet welbehaaglijk aflikte, keek hij met schuins gehouden kop belangstellend naar zijn overbuur, alsof hij zeggen wilde: „Wat mankeert jou?”
Hij is mijn verloofde, wij vierden onze verloving met blijde pracht en prachtig is hij ook zelve nu hij genezen is en alleen nog niet geheel en al zijn spraak terug won; hij is prachtig in zijn nieuwe gedaante, die gij ten onrechte aan zaagt voor die van een ezel; waar zaagt ge ooit, o heeren, wie ook met zulk een glanzende, zilverachtige vacht, met zulke fijne, sterke beenen, met zoo een aanbiddelijken, lieven, vochten snoet, met zulke mij dierbare, beweeglijke ooren en met zulke blauwe oogen, met zulke blauwe oogen?
«Weg, weg!» blafte de kettinghond. «Een kleine jongen ben ik geweest, klein en lief, zeiden ze; destijds lag ik op een stoel, die met fluweel overtrokken was, daar ginder in het heerenhuis op den schoot der opperste heerschap, ik werd op mijn snoet gekust, en mijn pooten werden met een fijnen zakdoek afgeveegd, ik heette Ami! lieve, beste Ami!
Van zijn afkomst is niets zekers bekend. De dieren, die tot dit ras behooren, zijn forsch gebouwd; hun kleur is gewoonlijk als die van run, of wisselt af van rood tot vaalgeel, met een zwartachtig waas aan den snoet en aan de ooren; dikwijls hebben zij een donkere streep over den rug.
Maar alsof de stier zijn kracht verspild had, zoo werden zijn hoornstooten zwaar en loom naar de capas. Onwillig draafde hij van hen weg, nu en dan even stootend naar de stokken in zijn nek, en uit den gerekten snoet klonk weêr het doffe bulken.
Dat hij liever hier kome, zoo hij durft, antwoordde Lamme. Toen sprak eene vrouw: Als gij niet wilt voortgaan met uwe armen af, uwe ribben gebroken, uwen snoet aan stukken, laat Sterke Pier dan maar balken zooveel het hem lust. Hi han! hi han! hi han! balkte de schipper.
Zoo lang heb je gedraafd, zoo ver heb je mij gevoerd, weg van mijn vader en van mijn verwanten en mijn maagden zijn niet om mij heen! Mijn lief, mijn lief, waar zijn wij? Ik kuste haar met mijn snoet de hand, ik likte haar de palm, maar ik wist niet haar te antwoorden. En zij rees plotseling op.
Het was een groot, sterk dier met gele huid en donkere snoet, die meestal, half in half uit zijn hok gelegen, ons roerloos, met bloeddoorloopen oogen lag te beloeren, maar die als razend op ons afgestoven kwam zoodra Guus Boevers hem maar even losliet.
Maar een schelle kreet klonk naast mij. Charmides! riep omzoekende Charis, als gek. Waar is hij gebleven? Waar is mijn bruidegom? Waar is mijn held, mijn prins, die uit den oorlog kwam in zoo aanbiddelijken vorm, grauw gevacht, langgeöord en zoo lieflijk altijd vocht van snoet, waarmede hij als muziek zeide mijn naam?! Wie is nu deze jonge man?! Ik ken hem niet en ik wil hem niet kennen! Waar is mijn Charmides in eens henen?! Waarom is hij verdwenen! Vader, broeders, neven, o wondermeesters, die hem mij pleegden, w
Hij is een kolossaal, sterk en forsch dier met breeden, langen kop, eenigszins verdikten snoet, middelmatig groote, hangende, ruig behaarde ooren, sterke borst, krachtigen hals, tamelijk hooge, forsche pooten, welker teenen door sterk ontwikkelde zwemvliezen vereenigd zijn; dichte, lange, gekroesde of wollige, zachte, bijna zijdeachtige haren vormen de vacht; de ruig behaarde staart is tamelijk lang.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek