Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 1 juni 2025
In de achterkamer stond de piano, in de veranda, die als huiskamer diende, kefte een zwart spitsken, het salonneken aan de straat werd slechts voor vreemden geopend. Het tuintje, een voorschoot groot, bood Snepvangers en zijn dochter gelegenheid tot tuinieren. Het geurde en fleurde er met bonte bloemen en riekende kruiden, terwijl een sappige wijngaard zijn ranken schoot onder het glazen afdak.
De blonde krullen en de blauwe oogen, het bleeke gezichtje, de snaaksche invallen en het kindergebazel, waren voor Snepvangers een onuitputtelijke stof van overweging en conversatie. Hij had zich van het kind meester gemaakt met zoete woordjes en listige verleiding. Craen had het te laat bemerkt en liet nu, daarbij te veel met de politiek ingenomen, Snepvangers ook maar betijen.
Waarom had hij een omweg gemaakt? De Suikerrui zag zwart van menschen die over de Scheldebrug wilden vluchten, maar opgehouden werden door het leger in aftocht. Dan spoedde hij zich naar de Torfburg waar de winkel gesloten was. Antoine kwam de deur openen. Maakt u maar gauw klaar, zei Snepvangers, 't is maar voor de vrouwen. Wij blijven, besliste de Drogist.
Snepvangers sloeg het leven welgevallig gade, liep met den Verdierenpikker rookend van groepje tot groepje om van de vlucht te hooren vertellen en de varende geruchten op te vangen. Soms werden zij aangesproken en dan gaf Snepvangers raad. Ge moet dieper Holland intrekken, hier is geen bed meer te vinden... Dat hebben de soldaten ook gezegd...
'k Heb toch ook hooren klagen in den trein ... menschen die peperduur hadden mogen betalen ... Als 't maar geen stoef is, wantrouwde Snepvangers. Ik zeg niet neen ... ik weet het niet ... in mijn boterwinkel waren ze zeer convenabel en toch ... Wat? Toch hebben ze me drie eieren te veel gerekend ... 'k heb het maar blauw blauw gelaten ... En hoe vindt ge de stad? Och 't kon veel erger zijn ...
Overal stonden menschen en hielden beraad, anderen sleurden met pak en zak. Juist toen het Snepvangers vrijwel veilig scheen hoorde hij weer het afschuwelijk gefluit... Tzi... Tzi. Kom, niet bang, Snepvangers, prevelde hij, en floot op Spitsken. Hij ging maar dicht langs de huizen en zag naar de keien. Wij trekken er uit, mijnheer Snepvangers, riep iemand.
Ja, Snepvangers, dat is een trompetter die ook nog in den Oost gediend heeft en in Tonkin... een duveltje... anders boodschapper aan de statie... Hé, Mijnheer, is het waar, ondervroeg Snepvangers.
Hij schiep groot behagen in zijn schoonzoon die, 's Zondags na het eten, nooit naliet uit te pakken met zijn wetenschappelijken ballast te Leuven opgedaan. Antoine noemde zijn kruiden met hun latijnsche namen die Snepvangers niet onthouden kon. Hij sprak over sterrekunde en delfstoffen, over scheikunde en filosofie.
Doe het, moedigde de klakkenmaker aan. 's Namiddags trok Snepvangers naar het Steen. Er waren geen bezoekers. In een klein zaaltje, naast een paar toonramen vol medaljes en penningen, half verborgen achter verkleurde en geschifte zijden vaandels zat de oude Willems slaperig aan zijn bakkebaarden te pluizen.
Met zijn vischnet in de hand en zijn paraplu onder den arm gekneld trok hij nu terug naar het station, maar hij wandelde zoo gelukzalig traag dat hij zijn trein mankeerde. Doelloos liep hij over de De Keyserlei, dacht aan het onthaal dat hem te wachten stond. Was dat niet een ouwe vriend, de verdierenpikker, die daar kwam aangeslenterd? Wel verdorie, Snepvangers, zijt gij het?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek