Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 12 juni 2025


Toen bracht zij me in de schauw van 't frissche loover, Waar allerhande bonte bloemen blonken: Zij was 't, van zooveel zoete vreugden dronken, Als zag 'k daar lonken Venus' heerlijkheid. In "De vulgari Eloquio" zegt Dante: "Zij die het zoetst en schoonst gedicht hebben in het nieuwe Italië zijn Cino da Pistoia en een vriend van hem." Aan Dante over den dood van Beatrice.

En terwijl buiten de lichtlelies groeiden, boog hij zijn hoofd ter neder in de schauw, de bruine, die daar voor zijn voorhoofd was, en las van daaruit, van uit paarsche scheemring naar 't gele boek, dat zijn letters zwart straalde: "Maar de Arbeid heeft zooveel afgestaan aan den Rijkdom, de Rijkdom is zoo groot geworden, dat zij de Arbeid heeft verkeerd van klein en hout in groot en staal, dat rijk is geworden het Arbeids-Instrument.

Niet alle vonken van 't gevoel verdoofden: Hij vindt een plaats in schaûw des rieten daks; De onbandige overwinnaars gunnen straks Hem, meerbeschaafde, een zetel bij hun Hoofden.

Mijn hert gelijkt het jeugdig groen, dat asemt in den dauw des morgens; maar zwakt, des avonds, moe geleefd, vol stof, vol weemoeds en vol zorgens! Mijn hert is als een vrucht, die wast en rijp wordt, in de schauw verholen, aleer de hand des najaars heeft, te vroeg eilaas, den boom bestolen!

Ik vraag den Hemel, heeft de alziende Zon Dit niet gezien? De Zee, in stilte of storm, 's Hemels nooit eendre Schaûw omlaag-gespreid, Hoorden haar doove golven niet mijn nood? Wee mij! helaas! pijn, pijn, eeuwig, voor eeuwig!

't Vooglenkoor de schauw ontvluchtend Koestert zich in 't jonge licht; D'aarde geurt als waar z' één gaarde, Zoete lucht suist overal. Teerder klinken nog van binnen Alle stemmen van 't gemoed, Dat van zacht gevoel doortinteld, Rozengeurig, rozenkleurig, Zwelt van geestdrifts zonnegloed. Zon van buiten, zon van binnen, Schoonheid heerscht er overal.

Hier, waar zoo mild de geur'ge heesters bloeien, Als een priëel om d'open bloementuin, Jasmijn en roos naast lijkcypressen groeien, Wees mij gegroet, gij heuv'lig Eik-en-Duin! Ontsluit me uw schâuw, gij breedgewelfde linden En eiken, die een bouwval houdt omkranst, Wier hoogste top, doorschuifeld van de winden, In 't vonklend goud der avondzonne glanst.

Schoonheid van wellust maakt verliefden blij, Starende naar elkaar, zoo zijn ook wij. Als van de roos, die knielend plukken wil Voor feestelijken bloemkroon de priestres, De bleeke, een roode schijn valt op haar wang Waardoor zij bloost, zoo kleedt ons onze vorm: De schaûw van smarten die ons offer wachten, Anders zijn vormloos we als ons' Moeder Nacht.

Uit grotten onverlicht van ongedroomd bestaan; Met schok of de aarde beeft en snelheid die den stillen Gedachte-chaos, steeds bewegingloos, doet trillen; Tot haat en vrees en pijn als schaûw voor 't licht vergaan,

Ten top des Ouden bergs, het heilig kruis, het teeken Van 's menschen redding, in welks schaûw, Na stillen bedegang, de menigt neer komt knielen In tijd, der godsvrucht toegedacht. Hier de kapel, waar ik mijn vreugde, leed en kommer Tot Godes Moeder spreken kwam; Waar rijke gift getuigt van dankbaarheid der rijken, En de arme zijne krukken liet.

Woord Van De Dag

innewaerts

Anderen Op Zoek