United States or Latvia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij zag een kind en 't grasveld, en 't vijvertje en 't witte huis en de hooge boomen en de accacia's en jasmijn in bloei, op zij. Hij was pas getrouwd en nog niet begonnen aan z'n gedicht zonder einde. Maar zij zag hem, haar oogen werden groot, 't bloed gutste in haar lijf naar boven. Waarom vloog ze haar zwagertje niet om z'n hals en zoende 'm?

Alles is aan haar even liefelijk en bekoorlijk, de omgeving, de ligging, de rivier, die de stad besproeit, de heerlijke zon aan den blauwen hemel, de palmen, die in de tuinen hun kroon met zijn wuivend gebladerte verheffen naast de onbewegelijke oranjeboomen, de prachtige gebouwen, waarboven de rooskleurige Giralda oprijst in het azuur van den hemel, het heldere klokgelui, dat de geloovigen oproept tot het gebed, de woelige, drukke straten, de vrouwen met haar matte gelaatskleur, het donkere haar, waarin vurige anjelieren gloeien of zilveren jasmijn blinkt, en wier slanke gestalte zich drapeert in de bevallige plooien van geborduurde krippen omhulsels, de mannen met hun vurigen oogopslag, en de halfnaakte kinderen, welgevormd, als jeugdige godengestalten.

Was het landschap in vollen bladerdos van eik en laurier en moerbeiboomen, van geurenden jasmijn en haagappelboomen, de rivier tintelde onder de zonnestralen en sprak met hare vele op- en afvarende schepen van de zee, van vergelegen landen, van beroemde plaatsen en begeerlijke dingen.

Om echter niet terstond door baas Gerritsz bemerkt te worden, sleepte hij zich voort tot achter een bloeiende jasmijn, die hem kon verbergen voor ieder, die den tuin binnentrad. Als dan vrouw Gerritsz of een der kinderen in den tuin kwam, kon hij ze aanroepen en die zouden bij hunnen vader wel voor hem spreken.

Maar in den nacht, die daaraan voorafging, het was de eerste nacht, die op den dood der zuster volgde, toen de broeder in zijn bed dicht naast de geurige jasmijn sliep, ging iedere bloemkelk open, en onzichtbaar, maar met giftige angels, kwamen de bloemenzielen te voorschijn en zetten zich in zijn oor neer en vertelden hem akelige droomen, en vlogen over zijn lippen en staken zijn tong met giftige angels. «Nu hebben wij de dooden gewrokenzeiden zij en vlogen naar de witte klokjes van de jasmijn terug.

Wanneer men dit aan onze Hollandsche Franschmannetjes, die dit land niet anders kennen, dan uit Mode Journaal, l'Almanach des Graces, of de eene of andere Roman, en die zoo veel op hebben met Frankrijk, vooral met de voorname steden in hetzelve, eens vertelde, zouden zij aardig staan te kijken; want 'er zijn vele van die zuikerpopjes, die zich verbeelden, dat men hierop Rozen wandelt; dat men niets anders ruikt dan Amber en Jasmijn, niets eet, dan keurige spijzen, niets drinkt, dan nektar, niets hoort, dan liefelijke toonen, en streelende woorden, en niets ziet, dan dat aangenaam en bevallig is; maar het gaat 'er zoo niet, en dit land heeft zoo wel als andere landen zijne schoone en lelijke zijde.

En toen zij aarde en bladeren op het lijk neergelegd had, nam zij het hoofd en een takje van de jasmijn, die in het bosch bloeide, waar hij begraven was, met zich mee naar huis. Zoodra zij haar kamer binnentrad, nam zij den grootsten bloempot, die er te vinden was; daarin deed zij het doode hoofd, wierp er aarde overheen en plantte het jasmijntakje toen in den pot. «Vaarwel!

Ik weet niet, of de schoone Rowena wel tevreden zou geweest zijn over de bewondering, waarmede haar ridder tot dusverre de schoone trekken, de rijzige gestalte en de schitterende oogen van de beminnelijke Rebekka aanschouwd had; oogen, wier glans overschaduwd en als het ware verzacht werd door lange wimpers, welke een dichter vergeleken zou hebben bij de avondster, die haar stralen door een priëel van jasmijn schiet.

Clare zag haar als in een droom, terwijl zij een Kaapsche jasmijn in de witte handjes plaatste, en de overige bloemen met keurigen smaak hier en daar verdeelde. De deur werd wederom geopend en Topsy kwam, met oogen gezwollen van het schreien en iets onder haar voorschoot houdende. Rosa wenkte haar snel om terug te blijven, maar zij trad toch binnen.

Wanneer in ademloozen schemerschijn De vleêrmuis zwijgend wiekt in lage kringen, En de aarde staart naar de eerste tintelingen Der zilvren spangen van het nachtgordijn; Als dan door ’t loof de luistrende jasmijn De luwtjes geur’ge wiegeliedren zingen, En sluimer daalt op breede duivezwingen... Dan is het zalig, om alleen te zijn.