Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 november 2025
Toen Jan 's morgens zijn neus buiten de bedgordijnen stak, zag hij al dadelijk, dat de bloemen dik op de ruiten stonden. "De pomp is bevroren!" riep zijn vader van uit de keuken. "Jongen, jongen, wat een vorst. 't Is buitengewoon! Zeg Jan, nog één nachtje zoo, en we kunnen schaatsenrijden. Dan is het kanaal sterk genoeg. Maar vandaag nog voorzichtig wezen, hoor, 't kan nog niet vertrouwd zijn."
Eindelijk echter op een guren, stormachtigen nacht, toen de wind gierde en floot tegen de ruiten, keerde hij van de laatste expeditie terug en nadat hij zijn vermomming had afgelegd, ging hij voor den haard zitten en lachte hartelijk in zich zelf, zooals hij meer kon doen, wanneer de zaken naar wensch marcheerden.
De ruiten wilden niet dooien; hij kon de kachel niet zien, die hij zich als een bekoorlijk vrouwelijk wezen voorstelde. Het kraakte en knapte in hem en om hem heen; het was juist zulk een vriesweer, als waarin een sneeuwman wel plezier moest hebben. Maar hij had er geen plezier in hoe zou hij zich ook gelukkig kunnen gevoelen? Hij had immers kachel-heimwee.
Gedurende dien tijd werd de Prins hoe langer hoe zieker, en ten slotte werd een priester, Ruiten genaamd, aangesteld om te zijnen behoeve te bidden. In zekeren nacht, toen hij met zijn smeekingen bezig was, hoorde hij een vreemd geluid, dat van den tuin uitging. Toen hij uit het raam keek, zag hij, dat een jonge soldaat zich stond te wasschen.
Aan weerszijden der kamer was een raam met kleine beschilderde ruiten, waardoor de zon slechts flauwe stralen schoot.
»Nog juist genoeg, om mijn overlijden te melden," meent de grijsaard den grooten Staten-bijbel langzaam dicht slaande. Dan staart hij weer peinzend naar buiten. Nog altijd trekken groote, zware wolken door het luchtruim; stormwind giert om de woning, en de regen klettert tegen de ruiten. Het landschap heeft een verlaten aanzien, en het firmament is grauwer dan lood. Het was 28 December 1895.
Toen de psalm gezongen was en de predikant bij het altaar stond, vlamde de bliksem en barstte de donder los, alle andere geluiden overstemmend. Toen de koster den slotpsalm speelde, tikten de eerste regendroppels reeds tegen de groene ruiten en stormden de menschen allen naar buiten om den regen te zien. Sommigen schreiden, andren lachten, terwijl ze de stortregen over zich heen lieten stroomen.
Schreed Mathilde voorbij de ramen, dan brandde plotseling een plekje van heur haar, haar oog werd blind geschitterd, zag zij haar kleed goud-grijs en weêr donker worden, was haar hand op eens schel verlicht. Het klaterende goud-groen van den tuin brandde door de tintelende ruiten.
De straten rond de hoofdkerk waren donkere holen en putten waarboven, over de huizen de hemel vaag schemerde. Het motregende een weinig. De vlaggen die nog te treuren hingen aan de gevels hadden geen kleur meer. Het waren donkere voolen die zwaar sloegen van het nat tegen de ruiten.
's Nachts leven de huizen een grooter, sterker, krachtiger leven, gloeien de ruiten als heete, brandende oogen, zijn de tuintjes weg, de muffe tuintjes, de bloempotjes voor de ramen, de soeperige, gladgekamde franjes, de witte kozijnen, de vrouwen in witte jakken, de mannen met pijpen, de handwerkende meissies.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek