Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 8 juni 2025


Daarover verwonderd, aanschouwden Rijkaard en zijne vrouw den jongen ridder met kommer. Na eene korte stilte vroeg Placida's vader: "Gij zijt zoo droomachtig, mher Sneloghe?" Robrecht hief het hoofd op, sloeg met eenen glimlach den blik op Placida en zeide: "Ja, mij boezemt de Heer eene goede gedachte in.

Op mijn verzoek heeft hij mij met Walter Van Lokeren afgezonden om zijnen voornamen leenhouders de tijding zijner komst te brengen; want hij verlangt met plecht te worden onthaald, om reden dat eenige Fransche ridders hem zullen vergezellen, onder anderen de jonge Willem van Normandië, 's konings gunsteling. Gij zult niet nalaten, mher Rijkaard, onzen graaf te gemoet te gaan?"

Betreurenswaardig: want waar blijf ìk nou, mèt al mijn edelmoedigheid, die me reeds tot in de ziel verwarmde?! Toen ik namelijk het werkje des heeren Coenen gelezen en daaruit vernomen had, dat Dickens tot die "klassieken" behoort, "welke men kent en eert, doch maar weinig leest," toen dacht ik zoo bij me zelf: kijk nou eens aan, daar zit ik nou met verreweg het meerendeel mijner moderne mede-literatoren in glorie en rijkdom, onze boeken worden met wagenvrachten langs de straten gekrooien; elke maand ziet een nieuwe uitgaaf onzer werken; het volk verafgoodt ons gelijk het Dickens deed in zijn tijd ; het dráágt ons, wij leven erùit, wij leven erméde gelijk Dickens in zijn tijd ; het rukt onze werken uit de handen der boekverkoopers en loopt uren ver, om ons te lézen, te lézen gelijk bij Dickens in zijn tijd ; daar zit ik nu, onder mijn medegelukkigen ... laat mìj dien armen klassieke, die bijna niet meer gelezen wordt is zoo iemand niet als een rijkaard, die door een hevige kwaal niet van zijn rijkdom kan genieten? eens een beetje in de hoogte werken, zooals ook Coenen, waarlijk met zooveel welwillendheid, heeft gedaan, èn laat mij 't doen naar aanleiding van dièns werkje.

"Mijn oom, de proost, moet er iets van weten; want hij sprak mij er van met treurnis en spijt." "Het zou dus waar zijn?" kreet Rijkaard. "De proost sprak er van met treurnis? Hij vreest dus dat men er in gelukke den Kerels het juk der dienstbaarheid op te leggen?" "Ho, neen, dit kan een Erembald niet vreezen", wedervoer Kobrecht met fierheid.

"Ghijselbrecht, uwen zoon?" herhaalde Rijkaard met eenen schertsenden glimlach. "Ik weet dat gij hem niet genegen zijt", zeide Tancmar, "maar bij bemint jonkver Placida en zij zou hem gewillig tot echtgenoot aanvaarden." "Is het daarom dat gij hare huwelijksbelofte met Sneloghe poogt te verbreken?" morde Van Woumen. "Ho, neen, spreken wij er niet meer van.

"Ik heb nu geenen tijd", mompelde Rijkaard ontevreden. "Verzoek hem na den middag te willen wederkeeren." De knaap trok de schouders op, als wilde hij betuigen dat zulke boodschap moeilijk was. "Wie is dan deze ontijdige bezoeker?" vroeg zijn meester. "De hofraadsheer Tancmar Van Straten", was het antwoord. Mher Rijkaard stond met verrassing op. "Tancmar? 's Graven raadsheer?" herhaalde hij.

Hij hield voet bij stuk en gebruikte de gelegenheid om verscheiden punten, o.a. zijn ideaal van maatschappelijke gelijkheid duidelijker uiteen te zetten. "De weelde bederft alles," luidt het in zijn "Antwoord aan den koning van Polen," "zoowel de rijkaard die er van geniet, als de ellendige die haar begeert."

Hij wist genoeg, hij wist van buiten hoe het op 't kasteel gegaan was, schreeuwde hij; en nog eens verweet hij den leden hun lafheid en hoe onverantwoord het was tegenover hun kiezers de belangen van één enkele, en nog wel een rijkaard, die 't niet noodig had, boven het collectief belang van de gemeente te stellen. De raadsleden, vooral de boeren, waren zeer ontdaan.

Zijn zoon Ghijselbrecht heeft lang naar de hand van jonkver Placida gestaan. Gelukkig dat op dit oogenblik de beloftegift reeds moet aanvaard zijn en het dus geheel onwaarschijnlijk is dat Rijkaard Van Woumen nog op eene wederzijds bevestigde verbintenis kan terugkomen.... Maar Tancmar is zoo vol list en zoo bedrijvig!"

Die merken dan dat wij hier zijn en van plan om hen in de uitoefening van hun bedrijf te storen. Domkop, grijnsde Sandar mij aan. Nu naderde Osko. Ook hij nam het air aan van een zorgloos onbevangen mensch. Hij zag er niet uit als een rijkaard, en hij kwam ook zonder ongelukken voorbij. Nu moest Halef komen. Voor hem had ik alle reden tot bezorgdheid.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek