Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 21 juni 2025
"Ik ben Wamba, de zoon van Weetniet, die de zoon was van Warhoofd, die de zoon was van een Raadsheer." "Maakt plaats voor den Jood in de voorste rij van den ondersten kring," zei Prins Jan, niet ontevreden misschien, een voorwendsel te vinden, om van zijn eerste voornemen te kunnen afzien; "den overwonnene naast den overwinnaar te plaatsen, ware tegen de wetten der ridderschap!"
Besluit. Maandag één ure, na den middag; indien men namelijk burgerlijk genoeg is het om twaalf uren middag te noemen; op dien dag en dat uur, stond ik op het bordes van het huis des heeren Willem Adolf baron Van Nagel, lid van de ridderschap, en burgemeester van de stad, waarin al het bovengemelde moet zijn voorgevallen.
Eerst wil zijn gastheer hem nu doden, maar dan herinnert hij zich de eisen der gastvrijheid, laat hem de volgende morgen wegtrekken, om hem dan pas te vervolgen en wraak te zoeken. De proza-roman van Lancelot is van de monniksgeest doortrokken. Lange uitwijdingen over dogma's breken het verhaal overal af en voortdurend wordt de kristelike missie van de ridderschap op de voorgrond gebracht.
De verbindingen van het ridderideaal met hooge elementen van het godsdienstig bewustzijn: medelijden, rechtvaardigheid, trouw, zijn dus geenszins kunstmatig of oppervlakkig. Toch zijn het niet deze, die de ridderschap tot den schoonen levensvorm bij uitnemendheid maken.
Dit van het ijs glibberig geworden dek is niet zoo geschikt voor het pronken met zijn Italiaansche wapenrusting als de rug van een vurig strijdros op een slagveld, doch het tijdperk van de ridderschap is nog niet voorbij ridderschap beteekent nog militaire adel, de gouden sporen duiden nog blauw bloed en vermetelheid aan welke jonge man zou de verleiding kunnen weerstaan om de insignes daarvan te dragen?
Aan de overzijde wachtte koning Arthur hen reeds op, omgeven door zijne ridderschap. Aan beide zijden was aan de oevers eene dichte menigte samengestroomd, die in spanning de komende gebeurtenissen afwachtte. Aan den rand van het water zat Tristan, gekleed in een wijden pelgrimsmantel; hij hield den voorbijgangers zijn houten geldbakje voor en smeekte hun op klagelijken toon om eene aalmoes.
De daglooners uit de stad werden met houweelen en spaden er bij gehaald en versche paarden werden uit de ridderschap, uit Jurusdorf en Klaukow, daarheen gekommandeerd, en steeds regende het, dat niemand een' drogen draad aan het lijf hield. "Vader Voss," zegt de bakker Witt, "wat is dat een regen!" "Mooi weêr voor de late gerst;" zegt de oude Voss, "als iemand ze al gezaaid heeft."
»De akte is van den 31sten December 1583; boven aan leest men: »Door den Prins van Oranje, de Ridderschap, Edelen en Gedeputeerden van Holland, representerende de Staaten van 't Land, aan de stad Leijden verkogt het vroon tusschen Haarlem en Leijden, &c. &c. en zij begint aldus:"
Ik herken hem, ook al kloofde ik hem! Didoneel! O, jonkvrouwe, van Tafel-Ronde was Didoneel ook mijn gezelle, als mij Mordret was! Barmhartige God van Hemelrijk, ik versloeg heden twee mijner gezellen en ridderen van mijnen Koning Artur van den Lande van Logres en zij waren feloenen en meineedig aan eede van ridderschap!
"Dat is mijn voornemen," hernam Izaäk, eene allernederigste buiging makende, "als de zeer gestrenge en eerwaardige heer Ridder dit vergunt." "Ha!" zei de Ridder, "om aan de ingewanden van onze ridderschap met uw woeker te knagen, en vrouwen en kinderen met opschik en speelgoed te bedriegen. Ik beloof u een vetten buit in uw Jodenzak."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek