Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 2 oktober 2025
Den volgenden dag liet de Prins zich voor den maaltijd verschoonen: hij lag met zware hoofdpijn te bed. Toch had hij zich nog dien morgen naar het huis van den Raadpensionaris begeven, ten einde naar diens gezondheid te vernemen. Hij trof Johan de Witt geheel gekleed. Toen de Prins binnentrad, was de Raadpensionaris niet alleen in het vertrek.
"Hier zijn uwe druppels, Uwe Hoogheid," zegt de kamerdienaar. "Ba! hoe zuur!" zegt de Prins, nadat hij het glas heeft leeggedronken. "De dokter heeft veel van Mijnheer den Raadpensionaris," voegt hij er hardop denkend bij. "Die verstaat ook de kunst om wrange druppels toe te dienen." "Of bittere," verbetert de kamerdienaar.
Ik zal mijn oom vragen, of hij mij een paar zal zenden, ik houd dol veel van jachthonden, mijnheer de Raadpensionaris." "Zoo," antwoordde De Witt droogjes. "En van de jacht ook. Mijn vader bezat een groote, uitgestrekte jacht te Dieren." "Dat weet ik," hervatte De Witt even droog. "En hier te Hondsholredijk is ook een schoone jacht, mijnheer de Raadpensionaris.
Terstond werd de Ritmeester gevat en in de kastelenije bewaard; waarop de Raadpensionaris aan het hoofd eener commissie uit den Raad van State zich naar het huis van den gevangene begaf en aldaar huiszoeking deed." "Wat zal die arme mevrouw Buat verschrikt zijn geweest!" zeide de Prins meewarig. "Dat kan Uwe Hoogheid zich voorstellen." "En heeft men daar nog wat gevonden?"
Misschien vindt Uwe Hoogheid mij nog wel bij Hare Hoogheid de Prinses-weduwe, wanneer Gij haar Uwen dank komt betuigen." En met deze woorden nam de Raadpensionaris afscheid. Nauwelijks was hij vertrokken, of de Prins barstte in tranen uit. "Groote God!" riep hij uit. "Ik kind van den Staat! Ik de ondergeschikte van De Witt! Zuijlestein! mijn oom, mijn eenige vriend! Gij van mij weg!
"O, mijnheer De Ruyter," voegde hij er met een nauw merkbaren zucht bij, "men moet zich wel gelukkig gevoelen, als men zoo nuttig kan zijn als gij. Maar," vervolgde hij, zich tot den Raadpensionaris wendende, "ik zou zoodoende de oorzake mijner komst vergeten. Mijnheer De Witt! wij misten Uwe Edelheid gisteren op het buurtmaal. Men zeide mij, dat gij geïndisponeerd waart.
Met deze woorden verliet de Raadpensionaris den jongen Prins, in de volle zekerheid, dat deze niet meer zulke demonstratiën zou verwekken en ten eenenmale gerust, dat die onnoozele onderworpen knaap niet anders was dan een werktuig, dat hij slechts buiten Engelschen invloed behoefde te houden, om het naar zijn welgevallen te besturen.
Verdrietig werpt hij het boek van zich af en neemt de in 1653 uitgekomen Arithmetica van B. Stockman en A. W. Wassenaar ter hand, maar zoo het schijnt met geen beter gevolg. Op dit oogenblik komt de Raadpensionaris binnen. "Uwe Hoogheid schijnt in een kwade luim," begint hij. "Eilacy, is zij boos op die onschuldige boeken?"
Nog vreemder echter zag de Raadpensionaris op, toen diezelfde knaap met al de eenvoudigheid, zijnen leeftijd eigen, na een oogenblik gezwegen te hebben, voortging: "'t Is zoo jammer, dat de leeuw altijd achter traliën moet zitten. Ik wou, dat men hem zoo tam kon maken als een hond, dan zou ik Uwe Edelheid vragen, om uit mijnen naam een verzoek aan de heeren Staten te doen."
Wij willen het viertal niet verder in hunne gesprekken volgen, en keeren omtrent twee uren later in het vertrek van den Prins terug, waar wij hen allen, behalve Boreel, terugvinden. Op het oogenblik, waarvan ik spreek, dient de kamerdienaar den Raadpensionaris aan. "Goede tijding, Willem!" fluisterde Zuijlestein, terwijl hij den Prins de hand reikte. "Ik wensch u geluk met uwe benoeming."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek