Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 16 juli 2025


Het was als eene verlatene wijdte van marmermozaïek, met het goud, flitsende aan de Corinthische kapiteelen en architraven, aan de Zegegodinnen op zuilen van porfier, aan de gele en roode en blanke paleismuren van verschillende edele steen en geheel dit wijde plein gloeide verlaten in de stralende zon, met alleen hier, daar, overal de Prætorianen, wier helmen en schilden en speren terug schoten de felle glansen.

Crispinus wenkte de Prætorianen, die waren blijven staan bij den zetel. Neemt den jongen op, zeide hij. Voert hem naar zijn kamer.... Hij dekte met zijn eigen mantel Cecilius toe. De Prætorianen lichtten den bezwijmden knaap op en droegen hem de spiegelsteenen langs. Het was of er in hunne weêrspiegeling een ijl beweeg was blijven hangen van melodieuze dansing en bloemeteêre kwijning....

Commando weêrklonk: de Prætorianen, schild en speer kletterend, marcheerden de trappenvlucht af om zich buiten te scharen om den keizerlijken draagstoel. Het was als een sein. Velen vertrokken, haastten zich, uit de orchestra, de ridderbanken. De Keizerin vertrok. Het was zeer donker geworden en de regen kletste neêr.... Op het tooneel ging de voorstelling door. En de cavea trotseerde den regen.

Kom, zei Earinus; geef mij een arm; ik zal je het heele Paleis laten zien.... Cecilius, schuchter, nam Earinus' arm. Zij daalden de trappen af. Overal aan de trappen, boven, beneden, aan de poorten bij in- en uitgang, stonden de Prætorianen.

Ge kunt hier niet blijven, Augusta; als de Keizer hóort, dat ge een nacht niet in het Palatium sliept....! Kom meê.... De klop op de deur herhaalde zich. Er klonk even koperen klank, als van een speer, verzet op het steen buiten. Er staan Prætorianen voor de deur, fluisterde ademloos Domitia. Hoe kan ik vluchten!? Augusta, zei Crispinus.

Op een morgen, heel eenvoudig-weg, had Carpoforus zich aangemeld op het salutatio-uur van den Keizer. Het was niet eens de promiscua salutatio, de algemeene ontvangdag, dat wie eenigszins maar recht had, Domitianus, tot aan een open getrokken velum, naderen en kon zien, somber ineen gedoken in zijn kussens, omringd door tal van Prætorianen.

Overal, door de eindelooze gangen, hallen, zalen, portieken duisterde het in schaduw gestapeld verschiet met slechts de glimglansen over de helmen en speren der wacht hebbende Prætorianen. Het was als een verlaten spookpaleis, reusachtig wijd, voor een vorst, die er niet was en toch overal bewaakt werd. Plotseling, in een vestibulum, zagen de knapen vrouwen, die fluisterden.

Ik vroeg, of ik dan met mijn broêrtje meê mocht.... Maar Crispinus zei van neen, en dat ik misschien een anderen keer mocht komen. Hij noemde ons de Tarbotjes. Nou, dat deed die maar voor de grap, troostten de Prætorianen. Neen, zei Cecilianus, schuddend het hoofd. Dat deed die niet voor de grap. Ik heb hem wel in de gaten. Het is een gemeene schurk, die edele Crispinus.

En jullie, jochies? vroegen de Prætorianen, die zich weêr zetten bij de kruik en de dobbelsteenen, schrijlings over hun bank. Wij moeten, lichtte Cecilius in; naar het Theater van Pompeïus.... Wij zijn komedianten....

Sttt! zeiden de Prætorianen. Dat mag je hier zoo niet zeggen.... En ik zeg het toch, zei Cecilianus, steeds snikkend. Het is een gemeene schurk. Die edele Crispinus is een gemeene schurk. Wat hoefde die mijn broêrtje meê te nemen.... Had die mij dan ook maar meê genomen.... Maar hij zei: eén Tarbotje was genoeg.... De Prætorianen poogden te lachen.

Woord Van De Dag

soepe

Anderen Op Zoek