Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 16 juli 2025


Maar op een avond, einde van Mei, vond de dominus bij de Prætorianenwacht Cecilianus alleen. De jongen zat zacht snikkende op de bank, met druipende oogen en de Prætorianen poogden hem te troosten: de decanus drukte hem tegen zich aan en zei, dat het niet zoû erg zou zijn.... Wat is er? vroeg de dominus, ontsteld. Cecilianus snikte en kon bijna niet spreken. En toen zei de decanus het.

Bij Hèrklès!!! vloekten de jongens met plotse basstemmen van kerels, en de Prætorianen brulden om ze van het lachen en noodden weêr: Niet een kroes wijn, hier, een oogenblik, op de bank?? Maar zij hadden beiden beteren wijn gedronken in den draagstoel en haastten zich weg, dicht tegen elkaâr in de witte lacerna, de blonde koppen vlak bij elkaâr....

Hij rees, ging met Parthenius meê. Trappen af. Vele trappen af, die hij al kende. Droom, die zich herhaalde. Prætorianen onder aan de trappen. En bij de lage poorten der onderaardsche gewelven.... Eén poort opende Parthenius.... Cecilius trad binnen. Hij wist het al, deze nachtmerrie en dit spooksel. Hij bevond zich in een lange, lange galerij.

Hij wist hoe ze aan zich te hechten, zei Martialis; hij stond ze, in de arena, dikwijls beiden na een tweekamp het leven toe. En gaf ze de rudis daarna, hun afscheidsstaf en eerbewijs.... Ze houden allen van hem.... De Prætorianen zijn verdeeld, fluisterde Frontinus. Dus? vroegen Tacitus en Juvenalis, begeerig. Frontinus schetste een gebaar van niet weten.

Kom maar wat bij ons zitten, jochies, noodden de Prætorianen; zij zaten in hun leêren soldatentunieken, de zware caligæ gesnoerd om de voeten, de breede riemen om de kuiten; helmen hadden zij afgezet; zwaarden hingen aan den muur. En zij verveelden zich. Zouden nog lang niet worden afgelost en jonge komediantjes waren altijd aardig.

Het was donker van vallende nacht, toen de draagstoel door de Porta Ostiensis en langs de Zuidzijde van den Circus Maximus Rome bereikt had: de dragers, hijgende, repten zich langs het Pædagogium der keizerlijke slaven en hielden stil bij een kleine achterpoort, waarbij een wachthuis van Prætorianen; de soldaten, op een bank schrijlings gezeten, dobbelden, om een kruik wijn bij het licht der walmende muurlamp.

De galerij eindigde in een portiek, die over het Huis van Vesta heen zag en die zuilde boven de paleiskazerne der Prætorianen: zij, die niet van dienst waren, dobbelden er, schrijlings gezeten over de banken. Wij, fluisterde Cecilius ondeugend; mijn broêrtje en ik, hebben oòk wel eens met ze gedobbeld en gedronken.... Waar....? Bij de Septizonische poort.... Ik nooit....

Weest maar voorzichtig, bengels.... Valete. Vale, Martialis. Martialis haastte zich, ontboden. De jongens daalden het park af. Zij kwamen aan de poort, nog niet gesloten. Buiten zaten de Prætorianen, op hun bank. Er waren er bij, die zij kenden: er was de decanus van den eersten keer.... Nacht, decanus.... Zoo, komen jullie toch eens een kroes wijn meê drinken? Heu, wat zien ze er mooi uit!

Aan jou Theater komen, ja, komediantje! Ecère! vloekte Cecilianus bij Ceres, nog fijner dan Cecilius, omdat hij ook de Prætorianen wilde doen lachen, en ze lachten om hem en deden hen na: Ecère en Ec

En heél achter in de galerij, zat, in een zetel, een man. Het was de Keizer, Domitianus. Hij zat, in een gezonken, ziekelijk en staarde recht voor zich uit naar Cecilius. Achter hem waren Prætorianen en Crispinus stond achter zijn zetel en in de fengiet-steenen, daar aan het einde van de spiegelgang, zag Cecilius hun aller ruggen spiegelen....

Woord Van De Dag

soepe

Anderen Op Zoek