United States or Portugal ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ophelia zette zich neer, haalde haar breiwerk tevoorschijn en bleef met een gezicht vol barsche verontwaardiging zitten breien; maar terwijl zij breide en peinsde, brandde het vuur in haar binnenste voort en eindelijk barstte zij uit: "Ik zeg u Augustine, ik kan mij niet over zulke dingen heenzetten, indien gij dat al doen kunt.

Anneke herinnerde zich het gesprokene tusschen moeder en Hary van den meester. "Wat is dat?" vroeg ze. "Wel, verklaarde hij, de kolenmijn! Nu gaan ze eerst kijken hoe diep die zitten en boren een put in den grond; en dan komt daar de mijn. Daar zitten hier overal kolen, en de besten van de wereld." "Zullen de heksen daar niet kwaad om zijn?" waagde ze naïef. "De heksen?" Willem peinsde.

Maar toen hij tegen den avond zeer vermoeid de landerijen van Pisa bereikte, peinsde hij waarom hij gegaan was, waarom hij de passie zocht, die hem niets dan verdriet kon geven, terwijl aan alle zijden de wegen naar andere streken leidden, waar hij dolend tenminste met het stille beeld zijner aanbidding alleen kon wezen, zonder verlangen naar wederliefde, dat door nieuw verlangen zeker gevolgd werd.

Eveneens schaafde ik mijn rechter scheenbeen tegen een slakkehuis, waarover ik bij ongeluk struikelde, toen ik eenzaam wandelde en peinsde over mijn arme Engeland.

Passepartout intusschen, op de onderste takken gezeten, peinsde over een plan, dat reeds terstond bij hem was opgerezen en telkens in zijn geest terugkeerde, zoodat hij het niet meer van zich kon zetten.

Terwijl ik zoo peinsde, en al de bijzonderheden van dit grootsche landschap in mijn geheugen trachtte te prenten, bleef kapitein Nemo, op een met mos bedekte kolom geleund, onbeweeglijk en als versteend in stomme bewondering staan. Dacht hij aan verdwenen geslachten en trachtte hij het geheim der toekomst van het menschdom te ontdekken?

"Als 't maar weer voorjaar wordt," en zijn buurman peinsde luid: "Hier zitten we gelukkig goed." De burgemeester zette zijn zetel weder iets meer vlammenwaarts, en de wijze raadslieden drongen met hem een paar duim op. De burgemeester deed opmerken: "Over een bevroren rivier kunnen de schepen ook niet varen." 't Oudste raadslid was 't met hem eens.

Neen, peinsde hij, de Hermitage is toch niet wat de Charmettes waren; dáár was 't leven zoet, vol harmonie, vol vrede. De groote disharmonie die hem uit de Charmettes verjaagd had, vergat hij. Zijn droomen sloegen onbemerkt den weg in naar 't verleden: verlangen zag niet langer hunkerend vooruit, maar begon terug te zien, gelijk altijd als jeugd voorbij is.

"Je kunt zoo zien: ze hebben allemaal aan zich-zelf genoeg." "Nu, dat hebben wij toch óók wel; denk maar 's aan die glijpartij." "Ja," peinsde Else, "zou Han hier altijd eten?" "'k Weet niet; misschien alleen in tijden van geldgebrek."

Over al deze gebeurlijkheden peinsde Sergius, en terwijl hij onafgebroken den blik gevestigd hield op den in nevelen gehulden gezichteinder, praatte hij er over met Cascabel en Jan. Wij mogen ons niet ontveinzen, zeide hij, dat wij van gevaren omringd zijn. Ieder oogenblik kan deze schots in stukken breken, en gelegenheid om er af te komen hebben wij niet.