Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 24 juni 2025


PERSONEN: Mevrouw HELENE ALVING, weduwe van den heer Alving, in leven kapitein en kamerheer. OSWALD ALVING, haar zoon, schilder. Dominee MANDERS. ENGSTRAND, schrijnwerker. REGINE ENGSTRAND, bij Mevr. Alving in huis wonend. Het stuk speelt op het landgoed van Mevr. Alving, aan een groote fjord in westelijk Noorwegen.

Goed; het is maar voor één nacht; hij zal ook welkom zijn. Oswald, tap van den oudsten wijn; zet de beste mee, den meest schuimenden appelwijn, het dikste morat, het welriekendste pigment op tafel; vul de grootste drinkhorens. Tempelieren en Abten houden van goeden wijn en goede maat.

Wij hebben onze kennis der fossiele insecten te danken aan de onderzoekingen van Brongniart, Grand'Eury, Fayol en Oswald Heer.

Maar toen die laatste beleediging er bij kwam; toen mijn eigen dienstmeisje ... toen beloofde ik mij zelf dat er een eind aan komen zou! En toen nam ik het gezag in handen in huis ... geheel en al ... over hem en over al het verdere. Want nu had ik een wapen tegen hem, ziet u; hij durfde niet meer kikken. Toen was het dat ik Oswald van huis wegzond.

Daarom moet ik van je weg. Ik wil niet dat je dat altijd zult moeten aanzien. MEVR. ALVING. Mijn arme jongen! Maar Oswald, zoolang je zoo ziek bent als nu.... OSWALD. Als het alleen maar die ziekte was, dan bleef ik wel bij je, moeder. Want je bent de beste vriend dien ik heb. MEVR. ALVING. Ja, niet waar, Oswald, dat ben ik?

Had ik geweten dat Oswald ziekelijk was, dan.... En nu er dan toch niets van komen kan tusschen ons.... Neen, ik kan heusch niet hier buiten blijven en me afbeulen voor zieke menschen. OSWALD. Zelfs niet voor iemand die je zoo na bestaat? REGINE. Neen, waarlijk dat kan ik niet. Een arm meisje moet van haar jeugd profiteeren, want anders zit je op zwart zaad vóór je het weet.

Geen werk waaraan hij zich met zijn heele ziel kon wijden,... hij had alleen maar bezigheden. Geen enkelen kameraad die in staat was te voelen wat levensblijheid is;... alleen maar boemelaars en drinkebroers.... OSWALD. Moeder...! MEVR. ALVING. En zoo ging het dan zoo als het wel gaan moest. OSWALD. En hoe moest het dan gaan?

Dat heerlijke, gelukkige jonge leven dat ik geleid had met mijn kameraden had ik moeten mijden. Dat had te veel van mijn krachten gevergd. Eigen schuld dus! MEVR. ALVING. Oswald! O neen, geloof dat niet! OSWALD. Er is geen andere verklaring mogelijk, zei hij. Dat is het verschrikkelijke. Hopeloos verloren voor mijn heele leven ... door mijn eigen onbezonnenheid.

En toen, thuis, na zich verkleed te hebben, hun souper, hun lachen over dien tocht, de angst van Sir Archibald, dat Eve ziek zoû worden ... Hij herinnerde zich ook nog een stukje van hun gesprek: zijne vraag, ondanks hemzelven een beetje verwonderd: Heeft u Ibsens Gespenster gelezen: u sprak immers op Moldehoï van Oswald?

Dikwijls heb ik bijna gewenscht en gehoopt dat je minder van me zoudt houden. MEVR. ALVING. Ik, Oswald, mijn eenige jongen! Het eenige wat ik in de wereld nog heb. Het eenige wat waarde voor mij heeft! Ja, ja, ik zie het wel. Als ik thuis ben zie ik het immers wel. En juist dat is voor mij een van de ergste dingen er van.... Maar nu weet je het dus.

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek