Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 24 juni 2025
Wat voorts het tweede punt betreft: zeer zeker zou de menschheid veel gelukkiger zijn als zwijgen of spreken in 's menschen macht lagen. Maar de ervaring leert duidelijk genoeg dat de mensch niets minder in zijn macht heeft dan zijn tong en niets hem moeilijker valt dan zijn lusten te matigen. Daarom gelooven dan ook de meesten dat wij slechts datgene wat wij lichtelijk begeeren uit vrijen wil doen, omdat de begeerte tot die zaken gemakkelijk door de herinnering aan iets anders, dat wij ons vaak te binnen brengen, kan worden bedwongen; dat wij daarentegen allerminst vrij handelen wanneer wij iets met grooten hartstocht begeeren, welke niet door de herinnering aan iets anders kan worden verdreven. Waarlijk, als zij niet ervaren hadden, dat wij tal van dingen doen welke ons later berouwen en dat wij dikwijls wanneer wij namelijk door tegenstrijdige aandoeningen worden aangegrepen "het betere zien, maar het slechtere volgen"[A49] zou niets hen verhinderen om aan te nemen dat wij alles uit vrijen wil doen. Zoo gelooft een kind dat het uit vrijen wil naar melk verlangt, een vertoornde knaap dat hij uit vrijen wil zoekt wraak te nemen en een bloodaard dat hij uit vrijen wil vlucht. Zoo waant de dronkaard dat hij krachtens vrij besluit van zijn Geest al die dingen gezegd heeft welke hij later, ontnuchterd, liever zou hebben verzwegen, en evenzoo gelooven krankzinnigen, babbelaarsters, kinderen en meer lieden van dit slag, dat zij krachtens vrij besluit van den geest spreken, ofschoon zij alleen maar den aandrang tot spreken dien zij gevoelen, niet kunnen onderdrukken. De ervaring zelf leert dus niet minder duidelijk dan de Rede dat de menschen slechts daarom alleen zich vrij wanen, wijl zij zich bewust zijn van hun handelingen, doch de oorzaken waardoor die bepaald worden niet kennen; en voorts ook dat de besluiten van den Geest niets anders zijn dan de begeerten zelf, welke derhalve verschillen al naar gelang de ontvankelijkheid van het Lichaam verschilt. Want ieder zoekt alles naar eigen zin in te richten en wie bovendien nog door tegenstrijdige aandoeningen bestormd worden, weten in het geheel niet wat zij willen, terwijl zij die [op een gegeven oogenblik] aan geen enkele aandoening onderworpen zijn, door een zachten drang her- of derwaarts gedreven worden. Al welke dingen, dunkt mij, klaar bewijzen, dat zoowel een besluit van den Geest, als de begeerte en de ontvankelijkheid van het Lichaam, van nature gelijktijdig zijn, of liever dat zij één en dezelfde zaak zijn welke wij, wanneer zij onder het attribuut des Denkens beschouwd en daaruit verklaard wordt, "besluit" noemen, maar welke wij, wanneer zij wordt beschouwd onder het attribuut der Uitgebreidheid en wordt afgeleid uit de wetten van beweging en rust "noodwendige bepaaldheid" [gedetermineerdheid] heeten; hetgeen nog duidelijker zal blijken uit wat straks volgen zal. Want er is nog iets anders dat ik hier het allereerst wilde doen opmerken; namelijk dat wij niets krachtens besluit van onzen Geest kunnen doen, zonder het ons eerst te herinneren. Zoo kunnen wij bijvoorbeeld geen woord spreken als wij het ons niet eerst herinneren. Voorts ligt het niet in de vrije macht van den Geest zich eenig ding te herinneren ofwel het te vergeten. Zoodat men aanneemt dat het slechts in de macht van den Geest ligt naar willekeur te zwijgen of te spreken over iets dat hij zich herinnert. Maar als wij droomen dat wij spreken, gelooven wij krachtens vrij besluit van den Geest te spreken, terwijl wij in werkelijkheid nìet spreken, of,
Ik was gaan zitten op den grasrand bij den kant en had mijn rechterschaats losgemaakt. Ik keek ter sluiks en dacht: "Zouden ze zich niet interesseeren? Zouden ze niet komen vragen wat scheelt er?".... Helaas! zij kwamen niet. Ze bleven nog een poosje staan kijken, wellicht wachtend of ik het gebrek kon repareeren en weer met mijn kunsten zou beginnen; maar toen ze merkten dat er niets van kwam, keerden ze zich weldra om en gingen kalm weer aan 't knoei-rijden. Diep voelde ik mij ontnuchterd en teleurgesteld. Het was zoo mooi begonnen, 't liep alles zoo prachtig van stapel en nu, juist nu als het tot een triomf moest opbloeien, ging het als een nachtkaars uit! Wat nu! Zou ik weer mijn schaats aantrekken en mij in vertooning geven? Neen: ik voelde, dat ik d
Daarom was hij ook vrijwel ontnuchterd toen ik hem op ernstigen toon antwoordde: Kinderwerk, Tschodschukluk, en anders niet. Sihdi, dat moogt gij niet zeggen. Die schurken klimmen op den toren om ons te vermoorden. Gij wilt er voor zorgen, dat zij er niet af kunnen komen, maar den ganschen nacht er op moeten blijven.
De arme dwaas was wel ontnuchterd geworden, ten opzichte zijner denkbeelden van weleer. Praatte hij er nog over, dat hij geen slaaf maar een vrij mensch was, dan handelde hij toch als een kalme vrijgelatene. Het scheen wel eens, dat hij niet goed wist wat uit te voeren met die vrijheid, welke hij thans met volle recht kon genieten. Soms was die vrijheid hem daadwerkelijk tot last.
Thor werd ten slotte er toe gebracht zijn toorn te breidelen, maar hij vroeg dat Hrungnir tijd en plaats zou aangeven voor een "holmgang" zooals een noorsch tweegevecht gewoonlijk werd genoemd. Dus uitgedaagd beloofde Hrungnir Thor te zullen treffen te Griottunagard, de grenzen van zijn gebied, drie dagen later, en vertrok wat ontnuchterd door den schrik, dien hij had gekregen.
Ik geloof niet, dat het zijn doel was haar het verwijt toe te duwen, en echter hoorde zij het. Op het portaal staande, had zij zelve, door een' ruk aan het smerige touw, de deur opengetrokken, en zag, trots het duister, waarover hij zich beklaagde, aan zijn struikelend klimmen slechts te duidelijk, dat hij meer dan ontnuchterd was.
Maar die hoop werd deerlijk teleurgesteld; zij kwam niet; zij was nog niet ontnuchterd uit den roes, want bij haar was in waarheid de toorn eene kortstondige dronkenschap. Zoo de hoop mij niet eenigszins opgericht had gehouden zou ik verpletterd zijn geweest. Het was ook schrikkelijk, in de haven te zijn en nòg schipbreuk te lijden!
Deze woorden geuit hebbende, begon hij op de deur te bonzen met al de krachten, die de natuur hem gegeven had; doch de dikke eiken planken stelden zijn pogingen teleur en de Predikant, die, nu redelijk ontnuchterd zijnde, het belang besefte, dat er voor zijn oogmerken in gelegen was, geen noodelooze opschudding te maken, stond op en weerhield hem, toen hij, zijn mes trekkende, zich gereedmaakte, de deur met geweld open te breken.
Zeg den provoost-geweldige, dat hij De Guerra terstond in arrest neemt. Ik wil hem in de gevangenis spreken, als hij ontnuchterd is, dien zot, dien dronkaard, dien zuiplap. En toch ben ik benieuwd, wat hij mij heeft te zeggen. Voorwaarts, heeren!"
Simon herinnerde zich hoe ook Kynaigeiros hem verhaald had dat de Perzen gewoon waren het ontwerp van een krijgstocht in dronkenschap te beramen om het den volgenden dag, ontnuchterd, nogmaals te bespreken. Doch tot verdere beschouwingen werd hem geen tijd gelaten. Met forsche hand den vingerdikken leeuwendarm spannend, legde Datis op den Milyer aan en deed den pijl van den boog snorren.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek