Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 16 mei 2025
En Amor sprak: "Nu zwijge ook ik niet meer; Kom, waar uw Vrouwe neerligt, met mij mede," En leidde mij ter stede Waar ik haar doode lichaam mocht aanschouwen, Ik zag: toen spreidden vrouwen Een witte wade over haar aanzicht neer, Dat, diepdeemoedig, als in stille bede, Niets scheen te zeggen als "Ik ben in Vrede!"
Laat het bed, laag, koud en rood, Waar een natie neerligt, dood; Laat de haat, want in de sintels Bleef nog vuur dat straks moog' flakkeren: 't Zal opvlammen in bloediger krinkels Als, spoedig terug, gij 't aan zult wakkeren; Laat de zelf-walg die verovert Jeugdige zielen zinnen-betooverd, Nog onontstoken haard van leed; Laat het Hel-geheim, half onthuld Den waan-bevangen droomer; wreed, Meer dan gij die de haat bewoog, Werd hij door vrees voor schuld.
Waar ge bij liefde voor wie u liefhebben, en bij liefde voor wie in jammer of ellende neerligt, nog iets in uw natuurlijk hart voelt, waaruit die liefde vanzelf kan opspruiten, beseft ge daarentegen bij de »liefde voor uw vijand« zoo kennelijk, dat deze liefde van Boven is, van den Vader der lichten, en alleen door den Heiligen Geest in de ziel kan worden ingestort.
Een plant, die verflenst ter aarde neerligt, als haar het zonlicht beschijnt, is in kwaden staat; en de tuinman, die dit ziet, brengt aanstonds water bij, om haar blad en haar wortel te besproeien, dat haar stengel zich weer moge opbuigen, en haar bloemknop zich weer moge opheffen in het licht.
Archibald Hardenborg, omtrent zes en twintig jaren oud, had een bijzonder gunstig voorkomen; men kon hem gerust een type van mannelijke schoonheid noemen. Nú, zooals hij daar met de donkerblonde krulharen om het eenigszins bleek gelaat in het kussen neerligt, nu zal men het eerste wel aanstonds toestemmen, doch waarschijnlijk het tweede niet zoo gereedelijk beamen.
Nooit nog trof mij zooveel emotie voor marmer: zooveel vreugde om marmer, dat oprijst en zooveel weemoed om marmer, dat neêrligt. Want is het niet om te weenen als men ze lang uit, in de onderdeelen hunner schachten, als marmeren reuzenkolommen, nêergespreid ziet liggen door den zorg der menschen, als doode zuilen, als zuilen zonder ziel?
In de hevigste onrust staat Philip Helmond eenige oogenblikken later bij de kleine sofa, waarop de oudere broeder als wezenloos neerligt. Philip ziet naar de deur. Hij vergat haar te sluiten. IJlings snelt hij terug naar de deur, luistert, en draait den sleutel om. Maar nu, wat moet hij beginnen?
Maar op haar gezicht komt een uitdrukking van verachting voor deze arme wijsheid. Het ondoorgrondelijke rijst voor haar op! Zij voelt den geest, die in alles leeft. Zij voelt de macht, die gebonden neerligt in alle schijnbaar doode stof, maar die zich ontwikkelen kan tot eindloos wisselend leven. Met duizelend hoofd zoekt zij een naam voor het goddelijk leven in de natuur.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek