Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 21 mei 2025
"Waar zijn wij?" riep Ned uit; "in het museum te Quebec?" "Met mijnheers goedvinden zou ik eer zeggen, dat het bij ons in de Galeries de Zoölogie was," zeide Koenraad. "Vrienden," antwoordde ik, terwijl ik hen wenkte om binnen te komen, "gij zijt noch in Canada, noch in Frankrijk, maar aan boord van de Nautilus, vijftig meter onder het oppervlak der zee."
Dikwijls stieten deze sterke dieren tegen het glas van den salon met een kracht, die ons vrij ongerust maakte. Ned Land was zich zelve dan niet meer meester. Hij wilde weer naar de oppervlakte om die monsters te harpoenen, die hem met bijzondere hardnekkigheid schenen uit te dagen. Maar de Nautilus verdubbelde weldra hare snelheid en liet de vlugste van die zeemonsters verre achter zich.
Ik bleef in mijn kamer, omdat ik den kapitein wilde ontwijken, die in mijn oog en op mijn gelaat de ontroering niet mocht lezen, die zich van mij had meester gemaakt. Ik bracht dus een treurigen dag door, geslingerd tusschen de begeerte om mijne vrijheid terug te krijgen, en het leedwezen dezen wonderbaarlijken Nautilus te verlaten, zonder mijn onderzeesche studiën voleindigd te hebben.
De kapitein legde mij eene teekening voor, waarop het plan van de Nautilus in opstand en doorsnede was uitgewerkt; toen begon hij zijn verhaal in deze woorden: "Hier hebt gij de verschillende afmetingen, mijnheer, van het vaartuig, waarop gij u bevindt; het is een lange cylinder met kegelvormige uiteinden; het ziet er zoo ongeveer uit als eene sigaar, een vorm, welken men te Londen reeds bij verscheidene gelijksoortige constructiën gebruikt heeft.
Toen verhief Cyrus Smith zijn stem en sprak, tot groote verwondering van zijn metgezellen, de volgende woorden: "Kapitein Nemo, gij hebt ons geroepen. Hier zijn wij." Kapitein Nemo. Zijn eerste woorden. Geschiedenis van een held der onafhankelijkheid. De haat der vijanden. Zijn metgezellen. Het onderzeesche leven. Alleen. De laatste schuilplaats van de Nautilus op het eiland Lincoln.
Hij kon nog nuttigen raad aan zijne beschermelingen geven, en daar hij tot betere gedachten was gekomen, nu hij den dood voelde naderen, ontbood hij, gelijk verhaald is, de kolonisten uit het Rotshuis bij zich, door middel van een telegraaflijn, welke de kraal met de Nautilus verbond.... Mogelijk had hij dit niet gedaan, zoo hij geweten had dat Cyrus Smith zijn geschiedenis voldoende kende om hem met den naam van Nemo aan te spreken.
"Ja," hervatte Ned Land, "het recht om u met mij te nemen als ik dezen duivelschen Nautilus zal verlaten." "Gaan wij dus den goeden kant op?" vroeg Koenraad. "Ja," zei ik, "omdat wij naar den zonnekant gaan, en waar zich de zon bevindt is het Noorden."
"Dat is een leelijke zee!" zeide Ned Land. "Afschuwelijk," antwoordde ik, "zij is niet best voor de Nautilus." "Die vervloekte kapitein," hernam de Amerikaan, "moet wel zeker van zijn weg zijn, want ik zie daar riffen waarop zijne schuit in duizend stukken zou splijten als hij er slechts aanraakte."
Op drie kilometer zuidwaarts van ons zag ik den vagen omtrek der kust van Pelusium; een stroom had ons van de eene zee naar de andere gevoerd; maar die tunnel, reeds moeielijk om af te varen, moest onmogelijk op te varen zijn. Tegen zeven uur kwamen Ned en Koenraad weer bij mij; de beide onafscheidelijke vrienden hadden stil geslapen, zonder zich met de heldendaden van den Nautilus te bemoeien.
Wij dreven te midden van reusachtige lichamen die blauwachtig op den rug, wit aan den buik en met groote builen of uitwassen bedekt waren. Eenige potvisschen zagen wij, zoover het oog reikte, angstig vluchten; de golven waren verscheiden kilometer in den omtrek rood geverfd, de Nautilus dreef te midden eener zee van bloed. Kapitein Nemo kwam bij ons. "Welnu, wat zegt gij er van, Ned?" vroeg hij.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek