Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 juni 2025
Zien zij nu een Juffer, die alleen van Naarden naar Amsterdam reist en in beschrijving met Amelia overeenkomt, dan weten zij al genoeg, om meer uit te vorschen. Neen! mijn kind moet de reis doen op een wijze, welke hun alle vermoedens ontneemt: en ter bereiking van dat doel wilde ik u voorslaan, haar onder uwe bescherming derwaarts te brengen."
In plaats van ondersteuning ontvingen zij ten antwoord, dat het voor hen het beste zou zijn, eene eervolle capitulatie te sluiten. Terstond zonden zij den burgemeester en een raadslid naar de legerplaats van den veldheer Frederik, doch deze weigerde zelfs de gezanten aan te hooren. Hij rukte met zijn leger rechtstreeks tegen Naarden op.
Mijn arm kind is reeds gestorven, omdat mijn vrouw geen zog meer had; zij zelve zal het ook geen vier en twintig uren meer uithouden, en ik heb in acht dagen niets geproefd dan rotte koolbladeren, die ik uit den mesthoop heb gezocht. Er moet een eind aan komen." "Wat wilt gij dan?" vroeg Schaeck: "de stad overgeven, opdat wij uitgemoord worden als die van Naarden en van Haarlem?"
Het scheen mij toe, alsof deze mijne verklaring den Heer Blaek een pak van het hart nam: en, als wilde hij zijn onbeleefdheid vergoeden, vroeg hij mij, of ik niet tot zijnent wilde komen en iets gebruiken. Ik sloeg zijn aanbod af, zeggende dat ik mij spoeden moest, daar ik gaarne voor poortsluiten binnen Naarden wilde wezen."
Voorts verhaalde ik hem, dat ik opgelicht was door zekeren schelm, wien ik zoo juist beschreef, dat zijn portret volkomen overeenkwam met dat van den man, die u bij Naarden heeft aangerand: en zeide, dat hij, Heynsz, mij was aan de hand gedaan als de bekwaamste man om dergelijke fielten te doen opsporen.
Ik heb onderweg moeten schuilen en ben nu met de eerste schuit van Naarden gekomen." Er was niets anders dan volkomen waarheid in hetgeen ik zeide, en toch kromp mij het hart, alsof ik een samenweefsel van logens verteld had. Mijn vader nam echter volkomen genoegen met deze opheldering.
Met deze woorden drukte zij de hand van haar teruggekeerden lieveling. "Gij hebt wel gelijk, moeder!" zeide deze, haar omhelzende: "ik vind mij nu zoo gelukkig: en zou ik dan mijn vriend beletten, dat zelfde geluk zoo spoedig mogelijk te smaken?" "En hoe denkt gij de reis te doen?" vroeg mij de Baron. "Mijn voornemen is, te voet tot Naarden, en verder per schuit te gaan."
Amsterdam echter, van de eene zijde uit Utrecht, van de andere uit Naarden bedreigd, bleef bij de onzijdige houding volharden, die het van het begin af had aangenomen en die hierop neerkwam, dat men zich nòch vóór den Prins, noch tegen den Keizer verklaarde. Den 24sten kwam daarin verandering.
Den 28en November verscheen voor Naarden eene bende van 100 Spanjaarden en eischte de stad op. De burgers achtten het schandelijk, de poorten voor zulk een handvol lieden te openen. Zij zonden in aller ijl boden naar de naburige steden en tot de veldheeren der staatschen, om hunne hulp in te roepen.
Reeds sedert den jare 1670 waren velen hier te lande niet zonder bezorgdheid geweest, dat de Koning van Frankrijk eenig kwaad opzet koesterde tegen de Republiek. Al meer en meer hadden die geruchten kracht en wichtigheid gekregen, en tegen 't einde van 1671 was de Regeering van Amsterdam zoozeer overtuigd geraakt van de noodzakelijkheid om op alle kansen voorbereid te zijn, dat zij op maatregelen bedacht was, strekkende ter verdediging der stad, de grachten van masten en hout ontledigen en de vestingwerken liet voltooien, den Kolonels aanbeval, de Schutters in den wapenhandel te oefenen en de compagniën voltallig te houden, en zich met Gecommitteerde Raden gelijk mede met de Staten van Utrecht verstond, omtrent de middelen tot tegenweer, aan de Grebbe, aan de Vecht en elders, te bezigen. Tevens was zij, bij 't besef, dat een en ander niets baten zou zonder een eminent hoofd, in wien de natie vertrouwen stelde, eene der eerste geweest om, reeds vroeg in 't voorjaar van 1672, aan te dringen op de spoedige verheffing van Prins Willem tot Kapitein-Generaal. Toen nu werkelijk, op 7 April, niet enkel Frankrijk maar ook Groot-Brittannië den oorlog aan onzen Staat had verklaard, was men hier te ijveriger aan 't werk gegaan met zich ter verdediging toe te rusten en vrijwillige dienstneming aan te moedigen, ja, hoezeer men 't een geruimen tijd tegenhield, men ging er in Juni toe over alle slooten en polders vol te laten loopen, ten einde de stad, in geval van nood, onder water zou gezet kunnen worden, welk laatste dan ook geschiedde omstreeks de helft der maand, zoodra men de tijding ontvangen had, dat de Franschen over den Rijn, en de Betuwe waren binnen gerukt. Eerlang waren Utrecht, Naarden, zelfs een oogenblik Muiden in hunne handen gevallen, en nu werd het omgelegen land, door 't inlaten van 't zeewater, in eene bare zee herschapen, de poorten dicht gehouden, de valbruggen opgehaald, de hameien gesloten: voorts twaalf compagniën gewapend bootsvolk aangenomen die, onder 't bevel van den Vice-Admiraal Isaak Sweers, de uitleggers, in 't IJ en in den Amstel gesteld werden en drie compagniën vrijwillige Ruiters, onder 't bevel van den Oud-Schepen Dirk Tulp, van den Advocaat-Fiskaal der Admiraliteit Hendrik Hooft en van den Stads-Secretaris Jan Van Vlooswijk. De knapen uit de weeshuizen, zelfs vele Doopsgezinden, hielpen mede aan 't voltrekken der wallen: in 't kort, ieder werkte mede, behalve de Joden, die verschoond werden, mits f
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek