United States or Greece ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hoe ernstig de officier ook sprak, wij dachten, dat het maar gekheid was en den volgenden dag ging ik er, met drie anderen, weer heen. Wij waren zonder vuurwapenen en mijn vriend Moralès was niet meegegaan; hij hield, evenals zijn broer, er meer van om kaart te spelen. Wij hadden een paar flesschen wijn meegenomen en koelden die eerst in het heerlijke water af.

Die woorden wekten een groote verbazing bij den ouden heer en niet minder bij Moralès. "Wat zegt gij mij daar?" riep de grijsaard, "Zijt gij de zoon van den handelsvriend van mijn broer??" "Ja, mijnheer Jérôme de Moyadas," zei ik, terwijl ik hem omhelsde, "ik ben de gelukkige sterveling voor wien de aanbiddelijke Florentine bestemd is.

De oude heer geloofde Moralès dadelijk en overtuigd dat de nieuw aangekomenen schelmen waren, zei hij tot hen: "Heeren, ge komt te laat, men is u voor geweest. Pedro de la Membrilla is reeds bij mij." "Let op uw woorden," zei de jonge man uit Calatrava, "men bedriegt u, ge hebt een indringer in uw huis. Weet wel, dat Juan Velez de la Membrilla geen anderen zoon heeft dan mij."

"Ik zal niet dulden, dat men mij straffeloos mijn naam ontrooft en nog bovendien voor een struikroover wil doen doorgaan. In de stad ken ik eenige menschen; ik zal hen gaan opzoeken en met hen terugkeeren, opdat ze geconfronteerd kunnen worden met den bedrieger, die voor mijn persoon wil doorgaan." Hij ging met zijn bediende weg en Moralès bleef triomfantelijk achter.

Wat zou het een genot zijn voor den onderzoeker, daar in de afdeeling voor muziek de werken terug te vinden, waarvan de meeste onuitgegeven, van de beroemde kapelmeesters uit de 15de en 16de eeuw, Francisco Penalosa, Bernardio Ribera, Andres Torrentes, Morales, Escovedo, Pedro Fernandes, Antonio Bernal, Navarro.

Het portret, dat ik verloren heb, was maar een zwakke weergave van zooveel bekoorlijks." "Uw woorden zijn al te vleiend voor mij," zei Florentine, "en ik ben niet ijdel genoeg om mij in te beelden, dat die gerechtvaardigd zijn." "Ga maar door met haar het hof te maken," viel de vader in de rede. En hij liet mij alleen met zijn dochter, terwijl hij Moralès meenam.

"Maar waarom," vroeg hij, "zijt ge niet dadelijk bij mij gekomen, ge hadt uw intrek niet in een hotel moeten nemen!" "Mijnheer," zei Moralès, het woord voor mij nemende, "mijn meester is vormelijk, hij heeft die fout en zal mij vergeven, dat ik hem die verwijt.

Moralès, die in slimheid zijns gelijke niet had, zei op rustigen toon: "Mijnheer, de twee mannen, die ge daar ziet, behoorden tot de roovers, die ons onderweg hebben aangevallen, ik herken hen en vooral dengeen, die de brutaliteit heeft, om te zeggen, dat hij de zoon is van mijnheer Juan Velez de la Membrilla."

Ik was zeer ontdaan over die woorden en Moralès niet minder. Aan Jérôme de Moyadas zag ik, dat hij nu aan onze houding begon te merken, dat wij bedriegers waren. Maar hij was een goed en eerlijk man, daarom zei hij: "Mijnheer de commissaris, u kunt gelijk heben, maar uw vermoedens kunnen ook valsch zijn.

Haar geneesheer, Morales, had 's nachts bij de dame gewaakt, maar ofschoon zij de plek, waar de griezelige verschijning opdook, nauwkeurig had aangewezen, had hij niets kunnen zien. Torralva vergezelde Morales naar het huis der dame, en terwijl zij in een zijvertrek zaten, hoorden zij ongeveer een uur na middernacht haar angstgeschrei.