United States or China ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wat mij betreft, ik wil in de voetsporen van die heeren wandelen en toonen, dat ik een leerling ben hunner waardig, ik zal mij verzetten tegen den tegenstand, die u verschrikt." "Indien u dat gelukt," zei mijn compagnon, "zal ik u stellen boven alle groote mannen van Plutarchus." Toen Moralès dat gezegd had, kwam Jérôme de Moyadas binnen.

Moralès en ik werden zeer goed behandeld bij den ouden Jérôme de Moyadas en genoten bij het vooruitzicht de tienduizend ducaten op te steken, waarmee wij ons direct na de ontvangst uit Mérida wilden verwijderen. In onze vreugde mengde zich echter de vrees, dat, voor de drie dagen zouden zijn verstreken, de echte zoon van Juan Julez de la Membrilla ons geluk zou komen verstoren.

De vader van Florentine was bij ons. "Mijnheer de Moyadas," zei Pedro, "ik breng u hier drie geloofwaardige personen; zij kennen mij en zullen u zeggen wie ik ben." "Zeker," zei de commissaris, "ik ken en verklaar aan ieder, die het weten wil, dat gij Pedro heet en dat gij de eenige zoon zijt van Juan Velez de la Membrilla; wie het tegendeel beweert, is een bedrieger."

Ik was zeer ontdaan over die woorden en Moralès niet minder. Aan Jérôme de Moyadas zag ik, dat hij nu aan onze houding begon te merken, dat wij bedriegers waren. Maar hij was een goed en eerlijk man, daarom zei hij: "Mijnheer de commissaris, u kunt gelijk heben, maar uw vermoedens kunnen ook valsch zijn.

Met de grootste belangstelling had ik dat verhaal aangehoord; er was een gedachte bij mij opgekomen, ik veinsde een groote verwondering, sloeg de oogen ten hemel en riep met veel pathos: "O! mijnheer de Moyadas, hoe is het mogelijk, dat ik, te Mérida komende, zoo gelukkig ben het leven van mijn schoonvader te redden!"

Bij die laatste woorden bleef Pedro verlegen staan. De twee kooplieden zetten groote oogen op en schenen zeer verlegen. Maar de commissaris, gewoon om de zaken van de donkere zijde te bekijken, vermoedde, dat er wat achter dit avontuur stak. Hij keek mij oplettend aan en toen het hem bleek, dat mijn trekken hem onbekend waren, beschouwde hij mijn kameraad met evenveel attentie. Ongelukkigerwijze herkende hij Moralès, dien hij in de gevangenis te Ciudad-Réal had gezien. "Ah!" riep hij, "ik herken een van mijn klanten en geef u de verzekering, dat die jongeman een van de grootste schelmen is in het koninkrijk Spanje." "Maar mijnheer de commissaris," zei Jéróme de Moyadas, "het is een bediende van den prins." "Dat kan wel," zei de man van de wet, "maar ik beoordeel den meester naar den knecht, en zeg u, dat het twee avonturiers zijn, die u bedrogen hebbn." "Maar," zei de grijsaard, "al is de knecht een deugniet, daarom behoeft de meester het toch niet te zijn. Het is niets nieuws een schelm in dienst van een prins te zien." "Praat toch niet van den prins!" zei de andere, "Die jongeman is een intrigant en ik neem hem evengoed gevangen als den ander. Ik zal hun een tête-

"Ik geloof u, mijnheer," zei de goede Jérôme de Moyadas. "Uw getuigenis is heilig voor mij, evenals dat van de beide heeren kooplieden, die gij meebrengt. Ik ben er ten volle van overtuigd, dat de jonge man, die u hier heeft gebracht, de eenige zoon is van den handelsvriend van mijn broer. Maar wat beteekent dat? Ik ben niet meer van plan hem de hand van mijn dochter te geven.

Daarop zei ik, dat het werk van de handen eigenlijk maar van minderen aard was en dat ik aan dat met den geest de voorkeur gaf. Als een staaltje, verhaalde ik het avontuur met Jéróme de Moyadas. Zij vonden mij een genie en benoemden mij tot hun aanvoerder. Indien wij vrouwelijke hulp noodig hadden, zouden wij ons bedienen van Camilla, die verrukkelijk alle rollen speelde.

Het is overigens wel te excuseeren, dat hij niet bij u is verschenen, zoodra hij in de stad kwam; wij zijn namelijk bestolen geworden, men heeft ons op reis onze koffers ontroofd." "Die jongeman zegt de waarheid, mijnheer de Moyadas," viel ik hem in de rede, "en dat is de reden waarom ik nog niet bij u was.

Ik weet niet, waarom sommigen van die lieden macht over ons hebben. Wij moesten dus Florentine en de bruidschat overlaten aan Pedro de la Membrilla, die ongetwijfeld de schoonzoon werd van Jérôme de Moyadas. Mijn kameraad en ik sloegen den weg in naar Truxillo en troosten ons er mee, dat wij tenminste honderd pistolen bij het avontuur hadden gewonnen.