Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 11 juni 2025


Ik weet niet, waarom sommigen van die lieden macht over ons hebben. Wij moesten dus Florentine en de bruidschat overlaten aan Pedro de la Membrilla, die ongetwijfeld de schoonzoon werd van Jérôme de Moyadas. Mijn kameraad en ik sloegen den weg in naar Truxillo en troosten ons er mee, dat wij tenminste honderd pistolen bij het avontuur hadden gewonnen.

Ik beloofde het hem en daarom moest ik Florentine weigeren aan den man, die mij zoo juist aanviel, hoewel hij een voordeelige partij was. Ik ben door mijn woord gebonden en wacht ieder oogenblik den zoon van Juan Velez de la Membrilla, om hem tot mijn schoonzoon te maken, hoewel ik hem nooit heb gezien, evenmin als zijn vader."

Onze vrees bleek niet ongegrond. Na twee dagen kwam er bij den vader van Florentine een soort van boer, met een valies. Ik was er niet bij, maar mijn kameraad wel. "Mijnheer," zei de boer, "ik behoor bij den heer uit Calatrava, die uw schoonzoon moet worden, bij mijnheer Petro de la Membrilla. Wij komen zoo juist in de stad en hij zal in een oogenblik hier zijn."

Ik zal u niet voorhouden, dat uw broeder slechts de oom was van uw dochter, terwijl gij de vader zijt en het dus rechtvaardiger zou zijn u, ten opzichte van mij, van uw verplichting te kwijten." "Ja zeker, dat is rechtvaardiger!" riep Jérôme de Moyadas, "en ik weifel dan ook niet tusschen u en Pedro de la Membrilla.

Moralès, die in slimheid zijns gelijke niet had, zei op rustigen toon: "Mijnheer, de twee mannen, die ge daar ziet, behoorden tot de roovers, die ons onderweg hebben aangevallen, ik herken hen en vooral dengeen, die de brutaliteit heeft, om te zeggen, dat hij de zoon is van mijnheer Juan Velez de la Membrilla."

Moralès en ik werden zeer goed behandeld bij den ouden Jérôme de Moyadas en genoten bij het vooruitzicht de tienduizend ducaten op te steken, waarmee wij ons direct na de ontvangst uit Mérida wilden verwijderen. In onze vreugde mengde zich echter de vrees, dat, voor de drie dagen zouden zijn verstreken, de echte zoon van Juan Julez de la Membrilla ons geluk zou komen verstoren.

"Ik zal het u zeggen," antwoordde hij. "Ik had een broer hier in de stad, die koopman was, hij heette Augustijn. Voor twee maanden was hij te Calatrava, gelogeerd bij Jean Velez de la Membrilla , een handelsvriend.

De oude heer geloofde Moralès dadelijk en overtuigd dat de nieuw aangekomenen schelmen waren, zei hij tot hen: "Heeren, ge komt te laat, men is u voor geweest. Pedro de la Membrilla is reeds bij mij." "Let op uw woorden," zei de jonge man uit Calatrava, "men bedriegt u, ge hebt een indringer in uw huis. Weet wel, dat Juan Velez de la Membrilla geen anderen zoon heeft dan mij."

Moralès was benieuwd hoe ik mij uit die moeilijkheid zou redden en hij was niet weinig verbaasd, toen hij mij op treurigen toon tot den ouden heer hoorde zeggen: "Mijnheer, het hangt slechts van mij af, om u bij uw dwaling te doen volharden en daarvan te profiteeren, maar ik ben niet geboren om een leugen vol te houden. Ik ben de zoon niet van Juan Velez de la Membrilla."

Toen wij u te hulp snelden, was het mijn plan u haar ten huwelijk te vragen, maar gij sloot mij den mond, door te zeggen, dat ze voor een ander bestemd was. U zei me, dat uw broeder u stervende bezworen had, haar aan Pedro de la Membrilla te geven, dat ge gebonden waart door uw woord.

Woord Van De Dag

innewaerts

Anderen Op Zoek