Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 19 juni 2025


Gij ziet hem hier," zei hij, op mij wijzende, "dat is de heer, die mij aan een groot gevaar onttrokken heeft en om mij nog meer bij u te verontschuldigen, kan ik u zeggen, dat hij een Italiaansche prins is, die, niettegenstaande de ongelijkheid van stand, wil trouwen met Florentine, op wie hij verliefd geworden is."

Hij verzekerde mij, dat ik binnen drie dagen de echtgenoot van Florentine zou zijn en voegde er bij, dat hij inplaats van de beloofde bruidschat van zesduizend ducaten er tienduizend geven zou, om mij te toonen hoezeer hij den bewezen dienst waardeerde.

Die woorden wekten een groote verbazing bij den ouden heer en niet minder bij Moralès. "Wat zegt gij mij daar?" riep de grijsaard, "Zijt gij de zoon van den handelsvriend van mijn broer??" "Ja, mijnheer Jérôme de Moyadas," zei ik, terwijl ik hem omhelsde, "ik ben de gelukkige sterveling voor wien de aanbiddelijke Florentine bestemd is.

Ik weet niet, waarom sommigen van die lieden macht over ons hebben. Wij moesten dus Florentine en de bruidschat overlaten aan Pedro de la Membrilla, die ongetwijfeld de schoonzoon werd van Jérôme de Moyadas. Mijn kameraad en ik sloegen den weg in naar Truxillo en troosten ons er mee, dat wij tenminste honderd pistolen bij het avontuur hadden gewonnen.

Nauwelijks had hij uitgesproken, of zijn meester verscheen, wat den grijsaard zeer verwonderde en Moralès een beetje van zijn stuk bracht. De jonge Pedro was een knappe jonge man, Hij sprak den vader van Florentine aan, maar deze gaf hem geen tijd om uit te spreken en zich tot mijn compagnon wendende, vroeg hij wat dat te beteekenen had.

Dank zij uw tegenwoordigheid, houd ik mijn toorn in, maar ik herhaal u, dat men u bedriegt. Ik ben de man, aan wien uw broeder Augustijn de hand van uw dochter heeft beloofd." "Wilt gij, dat ik alle brieven toon, die hij aan mijn vader over dit huwelijk heeft geschreven of het portret van Florentine, dat hij eenigen tijd voor zijn dood zond?"

De menschen vonden het afgrijselijk van mij dat ik de slechte elementen des levens ten eten vroeg en genoegen had in hun gezelschap. Maar gezien van den kant vanwaar ik als belevend kunstenaar hen naderde, waren zij heerlijk suggestief en opwekkend. Het was als smullen met panters: de opwinding van het gevaar was het halve genot. Ik had het gevoel van een slangenbezweerder die de cobra uit haar rust lokt van den bonten lap of uit den teenen korf waarin zij ligt, tot zij naar zijn wil haar schild ontplooit en rustig op de maat heen-en-weêr deint in de lucht als een plant in het water. Zij waren voor mij de glanzendste van alle vergulde slangen, en zonder hun vergif zouden zij niet volmaakt zijn geweest. Ik wist niet dat, als zij mij zouden bijten, zij dat zouden doen op het fluiten van een ander en door dien ander betaald. Ik schaam mij volstrekt niet dat ik hen gekend heb, zij waren hoogst belangwekkend. Waar ik mij wel over schaam, is de atmosfeer van gruwelijke Philistijnschheid, waarin ik door hen geraakte. Mijn werk als kunstenaar was aan de zijde van Ariël, ik gaf er de voorkeur aan te worstelen met Caliban. In plaats van kostelijk kleurige, muzikale dingen te schrijven als Salomé en A Florentine Tragedy en La Sainte Courtisane, dwong ik mijzelf lange juridische brieven op te stellen en zag mij aan het eind genoodzaakt mij juist op die dingen te beroepen, waartegen ik altijd verzet had gepredikt. Jan Rap en Jan Tuig waren bewonderenswaardig in hun gewetenloozen oorlog tegen het leven. Hen ten eten te hebben was een geweldig avontuur: Dumas père, Cellini, Goya, Edgar Allan Poe of Baudelaire zouden volkomen gedaan hebben als ik. Maar walgelijk voor mij is de herinnering aan mijn eindelooze bezoeken aan den advokaat H , hoe ik keer op keer in het spokigwitte licht van een kille kamer met een ernstig gezicht ernstige leugens zat te vertellen aan een man met een kaal hoofd, tot ik letterlijk steende en gaapte van verveling. Daar, midden in het hart van Philistia, bevond ik mij eerst ver van al wat schoon was en schitterend en bewonderenswaardig en stoutmoedig. Ik had mijzelf gedoodverfd als de kampvechter van rechtschapenheid van wandel, puriteinschheid van leven, zedelijkheid in de kunst. Voil

Dat avontuur nu gaf Jérôme de Moyadas aanleiding om te besluiten, dat ik nog denzelfden dag met zijn dochter zou trouwen en hij ging daarvoor dadelijk de noodige maatregelen nemen. Hoewel mijn kameraad zeer verheugd was, dat de vader van Florentine ons zoo gunstig gezind was, was hij niet geheel vrij van ongerustheid.

Ik beloofde het hem en daarom moest ik Florentine weigeren aan den man, die mij zoo juist aanviel, hoewel hij een voordeelige partij was. Ik ben door mijn woord gebonden en wacht ieder oogenblik den zoon van Juan Velez de la Membrilla, om hem tot mijn schoonzoon te maken, hoewel ik hem nooit heb gezien, evenmin als zijn vader."

Onze vrees bleek niet ongegrond. Na twee dagen kwam er bij den vader van Florentine een soort van boer, met een valies. Ik was er niet bij, maar mijn kameraad wel. "Mijnheer," zei de boer, "ik behoor bij den heer uit Calatrava, die uw schoonzoon moet worden, bij mijnheer Petro de la Membrilla. Wij komen zoo juist in de stad en hij zal in een oogenblik hier zijn."

Woord Van De Dag

innewaerts

Anderen Op Zoek