United States or Saint Barthélemy ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het eenige onderscheid tusschen hem en dezen mythologischen leider was, dat de dieren aan zijne stem gehoorzaamden, en in eene zeer goede verstandhouding met hem leefden: hij was een slangenbezweerder, psyllus. Nog leven in Egypte eenige psylli, de laatste nakomelingen van een bijna uitgestorven volksstam.

De menschen vonden het afgrijselijk van mij dat ik de slechte elementen des levens ten eten vroeg en genoegen had in hun gezelschap. Maar gezien van den kant vanwaar ik als belevend kunstenaar hen naderde, waren zij heerlijk suggestief en opwekkend. Het was als smullen met panters: de opwinding van het gevaar was het halve genot. Ik had het gevoel van een slangenbezweerder die de cobra uit haar rust lokt van den bonten lap of uit den teenen korf waarin zij ligt, tot zij naar zijn wil haar schild ontplooit en rustig op de maat heen-en-weêr deint in de lucht als een plant in het water. Zij waren voor mij de glanzendste van alle vergulde slangen, en zonder hun vergif zouden zij niet volmaakt zijn geweest. Ik wist niet dat, als zij mij zouden bijten, zij dat zouden doen op het fluiten van een ander en door dien ander betaald. Ik schaam mij volstrekt niet dat ik hen gekend heb, zij waren hoogst belangwekkend. Waar ik mij wel over schaam, is de atmosfeer van gruwelijke Philistijnschheid, waarin ik door hen geraakte. Mijn werk als kunstenaar was aan de zijde van Ariël, ik gaf er de voorkeur aan te worstelen met Caliban. In plaats van kostelijk kleurige, muzikale dingen te schrijven als Salomé en A Florentine Tragedy en La Sainte Courtisane, dwong ik mijzelf lange juridische brieven op te stellen en zag mij aan het eind genoodzaakt mij juist op die dingen te beroepen, waartegen ik altijd verzet had gepredikt. Jan Rap en Jan Tuig waren bewonderenswaardig in hun gewetenloozen oorlog tegen het leven. Hen ten eten te hebben was een geweldig avontuur: Dumas père, Cellini, Goya, Edgar Allan Poe of Baudelaire zouden volkomen gedaan hebben als ik. Maar walgelijk voor mij is de herinnering aan mijn eindelooze bezoeken aan den advokaat H , hoe ik keer op keer in het spokigwitte licht van een kille kamer met een ernstig gezicht ernstige leugens zat te vertellen aan een man met een kaal hoofd, tot ik letterlijk steende en gaapte van verveling. Daar, midden in het hart van Philistia, bevond ik mij eerst ver van al wat schoon was en schitterend en bewonderenswaardig en stoutmoedig. Ik had mijzelf gedoodverfd als de kampvechter van rechtschapenheid van wandel, puriteinschheid van leven, zedelijkheid in de kunst. Voil

Daar ging de sprookjesverteller, gelijk een bekend gezicht in sluimer komt en gaat; en het vage herinneringszien kwam als een knipoog meê, van dienzelfden man, den slangenbezweerder.... Avond aan avond had hij naar hem staan kijken, nooit kunnend scheiden van die markt; een bekend figuur met zijn tasch was hij er zelve geworden; tot in het late uur doolde hij er, wanneer het veld blond lag, wijl achter de heuvelen de zon zoo pracht-stil van de aarde wegboog.