Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 10 juni 2025


Toen rinkelde daarbuiten een bussel sleutels en iemand opende deze onbegrijpelijke cel. Het was een soort van politie-agent. "Allee," sprak de ruwe deurwaarder, "krab op ge moest u schamen." Geen de minste aandoening werd wakker in Johan Doxa. Hij liet zich geleiden. Hij mankte. Hij verliet de Amigo zonder hoop en zonder wanhoop. Hij kwam thuis. Hij vond er zijn moederken.

Ze keek naar het stapeltje doodbrieven, die, vóor Vere, op de groene tafel vlekten wit-en-zwart. Ze vroeg ernstig, laag: Adressen schrijven? Nog .... ? Ze zag ineens moeder liggen, moeder op het witte bed waar ze gisteren en eergisteren lag, en straks de begrafenis. Ze zeeg op een stoel neder en begon luide te snikken, aldoor jammerend: Moederken! .... mijn moederken! .... waar zijt ge nu?

En dat ze voor hem geleefd had, dat ze voor hem gedacht en bemind had, dat ze voor hem moeder was geworden, het drong alles innig en diepe door dat éene woord, honderdmaal herhaald. En moeder!.... Hij snikte: Moederken!.... Moederken!.... Dan beefden hare handen. Een wonder leven voer er door en spande op de tippen van de vingeren.

En Johan draaide zich gauw om in zijn bed, vatte wanhopig zijn hoofdkussen in beide armen, en pletterde daar zijn mond tegen, om 't huilen te smoren dat onweerstaanbaar uit zijn hart opjoeg. "Moeder! Moeder! Moederken!..." kloeg hij. En dat duurde een heelen tijd zonder dat het baatte.

We zullen een vierke stoken; We zullen een pappeken koken; En brengt uw liefste moederken mee, Dan zullen we zijn tevree. Maar een der merkwaardigste dansliedjes is wel het reuzenlied. De kinderen scheppen er ontzaglijk veel genot in, vooral in België, waar de reuzen nog bestaan en dansen uitvoeren, als te Brussel, Geerardtsbergen, Hasselt, Antwerpen en Wetteren.

Hij raakte haast haar hoofd .... Hier zou ze liggen, onder het verschillig bedrijf der seizoenen, jaren en jaren eenderlijk. Hij had rozen om hare slapen geleid. Zoo zou ze liggen. En 't dreunde op zijn schedelbeen, gelijk hamerslagen; Moeder.... moederken.... Droog bleven zijne oogen. In zijne borst, met zijn adem mee, zwoegde een onstuimige golving.

Dan vroeg de sergeant-majoor: "Maar, moederken, gij zijt weduwe, volgens wij op ons biljet hebben gezien. Woont gij hier alleen met uwe goede dochter?" "Ik heb nog eenen zoon," antwoordde zij, "maar hij is naar Herenthals, met een kalf dat wij verkocht hebben. Voor den middag zal hij terug zijn."

Waarom spreekt gijlie nu niet meer? Ze smeekte. Ze ging Vere kussen en weende op Vere's schouder. Simon vertrok schielijk; hij zou eens gaan kijken, en ze moesten alle drie wachten tot hij terugkwam. Francine bad: Wat hebben ze met moederken gedaan? Oomkelief, waarom moet ik wachten? Waar is Ernest? Oomken stotterde, mompelde tusschen zijne tanden, kon niets dan schuddebollen. En Vere zweeg.

Krijscht daar niet eene koord om het hout? Gaapt daar niet de sterke aarde? Het bonst, het stoot, het dondert. Moeder! .... Moederken! .... Rustig gaapt de aarde, en rustig staat, nevens de holte, de berrie bloot. Nu breekt het, nu, eindelijk, breekt er iets in zijn hoofd, de felle warmte schiet op rond hem en overdoet hem gansch.

't En is van u hiernederwaard geschilderd of geschreven, mij, moederken, geen beeltenis, geen beeld van u gebleven. Geen teekening, geen lichtdrukmaal, geen beitelwerk van steene, 't en zij dat beeld in mij, dat gij gelaten hebt, alleene. o Moge ik, u onweerdig, nooit die beeltenis bederven, maar eerzaam laat ze leven in mij, eerzaam in mij sterven.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek