Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 13 mei 2025
En terwijl Renée, mijmerend over haar geluk, als een tevreden kind de reusachtige sneeuwvlokken met het oog volgde of de figuren bewonderde, die zij er in kon waarnemen, als zij tegen het glas bleven kleven, naderde het noodlot, stil maar zeker. Reeds was het in de naaste straat...., het kwam dichter, altijd dichter. Nu had het haar huis gevonden; het was op haar drempel....
Het is het beeld van haar, die eens geheel zijn hart bezat; het zijn de herinneringen aan zijne eerste liefde: hoe hij haar bij den terugkeer der Leydsche jagers voor het eerst 's morgens in de kerk waar hun het eermetaal werd uitgereikt, en 's avonds in de komedie had gezien; hoe hij niet gerust had, voordat hem de toegang tot hare woning vrij stond, hoe hij drie jaren dol van verliefdheid geweest was, en altijd het voorwerp zijner min fixeerde; en hoe hij, door uren lang sprakeloos aan hare zijde te zitten, hare liefde had trachten te winnen; hoe hij, die overal elders levendig, vrolijk en spraakzaam was, altijd vreesde iets geks te zullen zeggen, als hij maar in 't gezelschap van zijn meisje was, en daarom als een gek zweeg; hoe hij evenwel om harentwil menigen slapeloozen nacht had doorgebragt: hoe hij haar menige dienst had trachten te bewijzen en menig genoegen verschaft, maar altijd zoo geheim, dat zij nooit iets daarvan merkte; en hoe hij door al dit handelen en niet handelen menig gek figuur mogt maken, en het genoegen kon hebben op te merken, dat velen hem als een mijmerend en vervelend mensch considereerden.
Hij toog huiswaarts, mijmerend over de republieken der oudheid, wier burgers en boeren, eenvoudige mannen als hij, eeuwigen roem hadden behaald door heldendaden. Aan hen voelde hij zich meer verwant dan aan de edelen en knechten der naburige landen, de wufte stedelingen, het uitgemergelde boerenvolk. En droomend greep hij naar zijn wambuis, zich verwonderend dat het geen toga was.
En zijn uitroep moest Iravati wel terstond doen begrijpen tot welke noodlottige ontmoeting het hier gekomen was.... Feizi!... klonk het uit zijn mond.... Onmiddelijk stond de ander stil, nadat hij eerst zonder op de beide bezoekers te letten al mijmerend was blijven voortgaan.
Hij zakte nadien ineen, naarmate hij bedaarde, plooide voorover thoope, en, leunend met beide ellebogen op zijne knieën, liet zijn kin rusten in de lauwe palm van zijne handen. Zoo bleef hij een heelen tijd, nadenkend, wijd-uit mijmerend over alles wat zijn leven was en zou zijn, dubbend en triestig wordend.
Snepvangers, ik bedank u namens den Bond voor uwe bijtreding, die wij hoogschatten, zei de verdierenpikker langzaam en plechtig, laat er ons nog een pint op drinken; maar één ding zeg ik u: met snotters en tafelspringers zijn wij niet gediend, wij willen ernstige mannen! Na dit vekwikkelijk gesprek keerde Snepvangers mijmerend huiswaarts.
Mijmerend en half luisterend naar Toos, dacht Eline aan Fabrice en zag zij den album in de handen van mevrouw Verstraeten.... En er schoot eensklaps een gedachte in haar op, als een onbesnoeide rank van haar levendige fantazie, die over haar hartstocht bloeide.... Zij zou zich een album aanschaffen, voor verschillende portretten van hem, Fabrice; het zou een klein heiligdom harer liefde zijn, waarin zij over de beeltenis van haar afgod zou kunnen dwepen, en waarvan niemand het bestaan zou gissen.
Daarenboven, wij mogen niet strijden; onze bevelen luiden, dat wij den vijand moeten pogen te ontkomen, om ons te Leuven met het leger onder bevel des Konings te vereenigen.... Er is geen tijd tot beraadslagen: de ketels worden omgeworpen; sommige mannen steken een brok vleesch of een kool op hunne bajonet; doch het ziedend water, dat hun in den hals of op hunne kameraden druipt, doet hun het geredde voedsel wegsmijten; de oversten dwingen de compagniën tot een spoedig vertrek.... en eenige minuten later zijn wij verre van daar, op de baan naar Aerschot, nog immer mijmerend van het warm eten en de lekkere vleeschsoep, die onder ons gezicht over den grond is weggestroomd....
Wiezeken lachte flauw en streek met hare vingerkens in de witte wolle en bleef er peuteren tot meteen hare oogen opnieuw heel verre staarden en ernstig werden. Het was alsof dees kind zijn moeielijke gepeinzen volgde en in diepe beschouwingen verzonk, aldoor mijmerend langs bovennatuurlijke zaken. Langzaam vielen zijne wimpers dicht en zijne handjes bleven stille. 't Slaapt. Het sliep.
De menschen van 't hôtel sloten de buitenluiken; een zwarte poes, met groene oogen, kwam langzaam, uit de zwarte keuken, naar de zwarte eetzaal toegeslopen. Ach, dat arme poesje uit de Landes! riep meewarig-verteederd een van mijn dames. Dat liet ons allen even mijmerend, in sombere gedachten. Miauw, miauw, miauw, liep de zwarte poes zanikend rond.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek