Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 26 oktober 2025
»En hoe maakt het mijn jongen baas?" vraagde Eliëzer aarzelend, waarop het meesterke antwoordde: »Ik heb hem verleden week nog gesproken, en morgen is hij waarschijnlijk van zijn militairen tocht terug. Ik ben van plan, om hem morgen te gaan opzoeken 't is hier dicht in de buurt en gij kunt mede gaan."
En Reinard Jansen zegt tot Frits: »Ik wil een opschrift laten maken op de houten lijst onzer nieuwe woning zeg Frits, welk opschrift zal ik nemen?" Maar Frits Jansen lacht, en lachend zegt hij: »Ik zal het aan het meesterke vragen, Vader, want het meesterke is knap en geleerd." Reinard Jansen echter schudt den stevigen kop en zegt: »Neen, mijn jongen, dezen keer moet gij het zeggen!"
Het meesterke heeft zich spoedig hersteld, en met bewonderenswaardige tegenwoordigheid van geest ontbloot hij de borst van den jongen Boer, en legt zijn oor te luisteren. In ademlooze spanning wacht hij eenige oogenblikken een eigenaardige trilling gaat over het gelaat van het meesterke dan rijst hij op.
Reinard Jansen had het meesterke de reis niet aangeraden en niet afgeraden. Het scheen hem totaal onverschillig te zijn. Hij was juist bezig in de wagenschuur, die door het vuur was gespaard gebleven, een loslatenden ijzeren tand te bevestigen in de zware egge, toen het meesterke kwam afscheid nemen. »Het ga je goed," zeide Jansen en reikte hem de hand.
Aarzelend bleef het meesterke staan en legde de hand op de egge. »Hebt ge nog iets?" vraagde baas Jansen op zijn korte manier. »Hebt gij nog iets?" was de moedige wedervraag. »Neen," zeide baas Jansen kortaf. »Geen woord voor Frits?" »Geen woord!" »Het is uw kind!" smeekte het meesterke. »Geweest!" riep Jansen met harde stem.
In den regel was er met zoo'n reis, heen en terug, een week gemoeid, en daarom was er geen denken aan, de kerk geregeld te bezoeken. De familie Jansen had intusschen in het meesterke een uitstekenden voorlezer, want hij las natuurlijk, duidelijk en met gevoel, en tante Martje, Jansen's huisvrouw, die weinig zeide, placht, toch wel eens tot haar man te zeggen: »Dat meesterke, dat meesterke!
Reinard Jansen zit voorover gebogen, het van den kruitdamp zwart geblaakte gelaat tusschen de groote, bruine handen, de oogen onafgebroken op zijn kind gevestigd, en nu en dan de drooge lippen van den bewustelooze bevochtigend met eenige druppels wijn uit den veldflesch van het meesterke.
Het was voormiddag, toen men het doel van de reis had bereikt, en terwijl de Kaffer zich had neergevleid in de schaduw van een forschen eikenboom, ging het meesterke naar de kazerne, om den jongen Jansen op te zoeken. Frits was reeds eergisteravond teruggekeerd, en hij was recht in zijn schik, dat hij in dit vreemde land weer een bekend gelaat voor zich had.
Het trouwe dier staat, als om het te beschermen, boven een lang donker voorwerp, in de onmiddelijke nabijheid van eene grijzen klipstapel, en het meesterke, die van een grijzen klipstapel heeft hooren spreken, twijfelt er niet aan, dat hij het doel van zijn tocht heeft bereikt. Doch het hart slaat hem van vrees en ontsteltenis tot in de keel. Hij knielt bij Frits Jansen neer.
»Wèlke brandstichting?" zeide het meesterke met zijn zachte stem, maar er lag een stil en klagend verwijt in zijn woorden: »Frits, hoe kunt ge dat vragen! Ik bedoel dat gij uw daad, de brandstichting op Waterfontein niet ongedaan kunt maken, doch gij kunt uw vader om vergiffenis vragen."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek