Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 juni 2025


Maar ik twijfel niet of zij zullen wel slapen; als het rondom donker is, blijft men niet lang wakker. Maar gij hebt ze toch een lamp meegegeven? Ja, maar met zoo weinig olie, dat ze lang voor middernacht uit moet zijn. De oude schurk vermoedde niet, dat Janik ons voldoende van olie had voorzien. Kraken de treden niet? vroeg Barud el Amasat.

Hy vond die kamer zoo prachtig, en die meubels, en die groote kasten vol boeken ... och, z'n prent kwam hem zoo leelyk voor! Hy had het ding wel willen inslikken. Men had hem van-huis allerlei lessen meegegeven, en voorgeschreven hoe hy staan, zitten en spreken moest. Hy stond daar dus vry links, en sprak bedremmeld.

Heb ik u waarachtig al dat schoone geld meegegeven?... Och Heere! ik weet niet goed meer. Wat gaf ik u mee? Goedele herinnerde zich maar halvelings en ze fronste hare wenkbrauwen, zoekend in haren geest. Op een ende viel ze uit: Ha! de verlakte stove! Watte? Ik gaf u twalefhonderd.... Zekerlijk. 'k Herinner me nu. Ze waren in een fluweelen beurzeken.

Fons, vroeg hij, toen de jonge man met zijn borstel in de hand naar buiten kwam, het-e gij gisteren oavond ou schilderijen in den trein nie loate stoan? Fonske schrikte geweldig. Mijn schilderijen! Ha 'k ze meegegeven aan iene van mijn kameroaden! Hawèl, den dienen ze vergeten stoan, zei de postbode.

Bij mijne terugkomst in de stad ging ik luitenant Emmons van de amerikaansche marine opzoeken, voor wien mijn collega van het Aardrijkskundig Genootschap, de heer George de la Sablière, die verleden jaar te Sitka was geweest, mij eenen introductiebrief had meegegeven.

Janssen neemt plaats, en zegt, dat hij um de verrassing zien noam niet genuumd en ook niet veuruut had schrieven willen. Sanne-Kee had al gezeid dat nêf en nicht vremd zouen opkieken. Sanne-Kee hield eiges veul van verrassings, en doarum had ze dan ook weer 'en groote krintemik meegegeven, 'en zwoare: ze lag in 't veur.... in het voorhuis.

Wij hebben gezien, dat de Nederlanders alle pogingen in het werk stelden om den winstgevenden Chineeschen handel aan de Spanjaarden te onttrekken. In dezen zelfden tijd werd tegen de Spanjaarden in de Molukken slechts zeer weinig, zoo goed als niets ondernomen. Reeds is er door mij op gewezen, dat Lam door J. P. Coen werd teruggeroepen, daar hij de bevelen omtrent het slechten der forten niet had uitgevoerd, terwijl ook het feit, dat hij de Ternatanen hulp had verleend tegen de Tidoreezen en Spanjaarden, Coen's misnoegen had verwekt. De Houtman werd als zijn opvolger aangewezen. Maar ook deze vond, evenals de meeste ambtenaren in de Molukken, de hem in zijn instructie meegegeven bevelen verkeerd. Ontnamen wij den Ternatanen de hen beschermende forten, dan zouden zij zich vereenigen met de Tidoreezen en de Spanjaarden en zeker onze ergste vijanden worden, meenden De Houtman en zijn raden. Coen was het echter niet met hem eens en dus werd De Houtman eveneens teruggeroepen en in Maart 1623 vervangen door Jacques le Febvre. Wij zien, Coen hield hardnekkig vast aan zijn eens genomen besluit en zijn opvolger Pieter de Carpentier drukte nauwkeurig zijn voetstappen. De gelden, die de Compagnie jaarlijks moest uitgeven voor de Molukken, waren niet evenredig met de voordeelen. De kosten moesten verminderd worden en dus enkele forten gesloopt! Hadden wij dan al onze krachten op de kust van China en tegen de Philippijnen verspild? Waren wij niet bij machte de Spanjaarden uit de Molukken te verdrijven, zooals De Houtman dit wilde? Was dit geschied, zou men dan niet op betere wijze tot vermindering van uitgaven zijn gekomen? Volgens Coen, niet. Hij wantrouwde de Ternatanen, ook dan wanneer zij schenen onze vriendschap te zoeken. Hij zag wel in, dat zij zeer gaarne hun gewesten hadden bevrijd van vreemdelingen, die hen dwongen hunne producten voor minder dan de helft van de waarde af te staan, terwijl dat mindere dan nog werd betaald in rijst en kleederen van twijfelachtige qualiteit. Dat nu deze Ternatanen ook aandrongen op de verdrijving van de Spanjaarden, zou Coen reeds huiverig gemaakt hebben aan hun verlangen te voldoen, maar er was meer. Hij begreep, dat ze door de nabijheid der Spanjaarden ook beter in bedwang werden gehouden, daar zij onzen steun niet konden missen, zoolang de Spanjaarden hen bedreigden. Bovendien zouden wij ons nog op andere wijze benadeelen door het nemen der Spaansche forten. Men liep dan toch gevaar, dat de Engelschen, volgens het ons bekende in 1619 gesloten accoord, aanspraak zouden maken op het medebezit van het veroverde. Dit waren dus de eigenlijke redenen, waarom de Nederlanders zoo weinig in de Molukken tegen hunne vijanden uitrichtten. Ofschoon de macht der O.-I. Compagnie in de Molukken in deze jaren zeer gering was, Le Febvre schreef in 1624 dat hij slechts één jacht, dat lek was, tot zijn beschikking had , ondernamen de Spanjaarden toch niets tegen ons. Zij waren daartoe niet in staat en hadden in de Molukken gebrek aan alles. Steeds werden de Tidoreezen gepaaid met beloften, maar de hulp die opdaagde, was ternauwernood voldoende om de zaken loopende te houden. De vriendschap der Ternatanen voor ons nam toe of af, alnaarmate de hulp, die de Spanjaarden uit Manila ontvingen, klein of groot was. In 1624 werden er zelfs door den gouverneur-generaal en raden aan de bewindhebbers geruchten meegedeeld van een vereeniging van de Spanjaarden, Tidoreezen en Ternatanen tegen ons. Deze geruchten bleken waarheid te bevatten. In Mei 1623 was de nieuwe Spaansche gouverneur der Molukken, Pedro de Heredia, met een vrij groote macht, twee galeien, drie kleine fregatten en nog een ander vaartuig, uit Manila gearriveerd, waarvan de genoemde vereeniging het gevolg was geweest. Bovendien werd de komst van nog twee galeien in 't vooruitzicht gesteld. Le Febvre zag hier tegen een harden strijd tegemoet en vroeg dus een versterking van twee

Misschien heeft de een of ander van mijne lezers hem wel brieven meegegeven. In dat geval hebben zij een nauwgezetten, maar onvriendelijken bezorger gehad, als uit den inhoud van deze weinige bladzijden waarschijnlijk duidelijk worden zal. En evenwel was hij een beste, eerlijke, trouwe jongen, prompt in zijn zaken, stipt in zijn zeden, godsdienstig, en zelfs in den grond goedhartig.

Achille is een wakkere jongen, en als ik hem het geld had meegegeven, zou hij in een half uur terug zijn." Vervolgens de deur grendelend en er een zwaar gordijn vóór schuivende, zegt Oliver: "Vertel mij nu alles." "Kunt gij deze brieven ontcijferen, waaraan, naar ik vermoed, het welzijn, ja zelfs het leven van mijn Koningin hangt?" fluistert de Engelschman.

Ze dacht niet aan 't geld, dat moeder haar had meegegeven, en ook het uitzonderlijk gedoe van moeder had haar geen oogenblik opgehouden. Alle feitjes, die gezamenlijk den morgen en den noene uitmaakten, 't waren feitjes buiten haar en ze leefde langzaam daartusschen. Ze kocht een pakje snuisteringen voor tante Olympe. Die goeie tante Olympe!

Woord Van De Dag

verheerlijking

Anderen Op Zoek