Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 11 juni 2025
Zoo de bisschop evenwel een zijner pastoors aan zijn tafel had, maakte Magloire van deze gelegenheid gebruik om voor monseigneur keurige visch uit de meren of fijn wild uit het gebergte op te disschen. Ieder pastoor strekte haar tot voorwendsel voor een goeden maaltijd, en de bisschop liet haar begaan. Gewoonlijk kwam op zijn tafel niet anders dan gekookte groenten en soep met olie.
Zij beminde en vereerde hem. Wanneer hij sprak, boog zij zich; en al wat hij deed, vond zij goed. Alleen de dienstbode, Magloire, morde wel eens. Zooals wij hebben gezien, had de bisschop slechts 1000 francs voor zich gehouden, 't welk, gevoegd bij het jaargeld van juffer Baptistine, te zamen jaarlijks 1500 francs bedroeg.
De bisschop sprak het gebed, toen bediende hij, als naar gewoonte, ieder van soep. De man at gulzig. Eensklaps zei de bisschop: Maar mij dunkt, dat er iets op tafel ontbreekt. Inderdaad, Magloire had niet meer dan de noodige drie lepels en vorken op tafel gelegd.
Van deze vijftienhonderd francs leefden de beide oude vrouwen en de grijsaard. En wanneer een dorpspastoor te D. kwam, had de bisschop, door de strenge zuinigheid van Magloire en het schrander huisbestuur van mejuffrouw Baptistine nog altijd gelegenheid hem behoorlijk te ontvangen.
Hij had den ransel op den rug, zijn stok in de hand, een uitdrukking van ruwheid, vermetelheid, vermoeidheid en drift in de oogen. Het schijnsel van het vuur verlichtte hem. Hij was afschuwelijk. 't Was een onaangename verschijning. Magloire had zelfs de kracht niet een kreet te uiten. Zij stond met open mond te beven.
Vele gedachten kwamen in hem op, maar ééne was er die gestadig terugkwam en al de overige verdrong. Deze gedachte was: Hij had de zes zilveren vorken en lepels en den grooten soeplepel opgemerkt, die Magloire op de tafel had gelegd. Dat zilverwerk kwelde hem.
Ik ga in gezelschap van Magloire heen, begeef mij naar mijn kamer, bid voor hem en ga slapen. Ik ben gerust, want ik weet, dat zoo hem eenig ongeluk overkwam, dit mijn dood zou zijn. Ik zou met mijn broeder en mijn bisschop tot den goeden God gaan. Magloire heeft meer moeite dan ik gehad, om zich te gewennen aan 't geen zij zijn onvoorzichtigheden noemde. Thans is zij er ook aan gewoon.
Toen hij te Chastelar terugkeerde, ijlde men overal langs den geheelen weg, nieuwsgierig toe om hem te zien. In de pastorie van Chastelar vond hij mejuffrouw Baptistine en Magloire, die hem wachtten, en hij zeide tot zijn zuster: "Nu, had ik geen gelijk? de arme priester is met ledige handen naar de arme bergbewoners gegaan, en met gevulde handen keert hij terug.
De bisschop stond voorover gebogen en beschouwde zuchtend een plant cochléaria, waarop het mandje was gevallen en die geknakt was. Hij richtte zich op, toen Magloire riep: "De man is weg, Monseigneur; het zilverwerk is gestolen." Terwijl ze dit riep, richtte zij de oogen naar een hoek van den tuin, waar men sporen van overklimming zag. De kalk was beschadigd.
Daar hij zijn priesterrokken zeer langen tijd droeg, en niet wilde dat men dit opmerkte, ging hij nooit uit dan in zijn violetkleurig kleed. Dit was hem in den zomer wel een weinig lastig. Te huis komende deed hij zijn middagmaal, dat aan het ontbijt geëvenredigd was. Te half negen gebruikte hij met zijn zuster het avondeten. Magloire bediende hen. Niets kon soberder zijn dan deze maaltijd.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek