United States or Turks and Caicos Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


O, m'nheer, niemand behoeft zich te schamen naast Femke te zitten. Zelfs de keizer niet! En ... God niet! Ei, Petrus! Ja, ja, suste Holsma. Precies! Zóó is het! Wie braaf en goed is, hoeft zich voor niemand wegtestoppen. Kyk nu maar verder naar 't stuk, m'n jongen. Wouter wilde gehoorzamen, doch niet voor z'n oogen afscheid hadden genomen van de heerlyke verschyning. Nog eenmaal zag hy op.

Het verregaand liberalismus van juffrouw Pieterse is oorzaak dat de lezer ditmaal niet te weten komt waarom pater Jansen zoo doof was aan z'n linkeroor. Wil je me-n-'n pleizier doen, zei de goede man, loop dan aan m'n rechterzy, want ik ben doof hier. En hy wees op z'n linkeroor. Ik zal je vertellen hoe dat komt. Toen ik 'n kleine jongen was... kan je goed klimmen? N...é, m'nheer! Zoo? Nu, ik wel.

"En Trineke, m'nheer?" "Welzeker, daar lag ze-n-als de reiziger uit 's heeren Schrift! 't Was naar en akelig om aantezien. Heel lang heeft ze niet meer geleefd, maar ... ze is toch behoorlijk gestorven op 'n kristelijk bed. Want ik heb Koremans onder handen genomen, dat verzeker ik je!" "En Liesje, m'nheer?"

De jongeheer Eugène stootte een klank uit, die alles kon beteekenen wat men verkoos, zelfs: ja. En zóó scheen z'n antwoord te worden opgenomen door m'nheer Wilkens, die nu op zyn beurt in de alkoof verdween, en weldra weder voor den dag kwam, gehuld in 'n lange kantoorjas.

En z'n broer was "m'nheer" sedert diens benoeming tot derden ondermeester aan de stads-tusschenschool. Hy had toen verlengstukken aan z'n buis gekregen om ontzag inteboezemen aan de schooljeugd, en "Stoffel" paste toen niet langer, meende Wouter's moeder. Maar dezen noemde Leentje eenvoudig Wouter, omdat-i nog maar 'n kleine jongen was.

Doch, Verbrugge, je hadt niet op my hoeven te wachten om je plicht te doen! M'nheer Slotering was een bekwaam en eerlyk man: hy wist wat er omging, hy keurde het af en verzette zich er tegen ... ziehier! Havelaar nam uit een portefeuille twee vellen papier, en deze aan Verbrugge tonende, vroeg hy: Wiens hand is dit? Dat is de hand van m'nheer Slotering. Juist!

In die kamer zat Havelaar op zekeren morgen toen de kontroleur by hem binnentrad, met een zoo-even ontvangen brief in de hand. Dat is een moeielyke zaak, m'nheer Havelaar, zeide hy onder 't binnentreden. Zeer moeielyk!

By den ... Paus, m'nheer? Was 't niet jammer dat er niet mocht gelachen worden op 't kantoor van m'nheer Kopperlith? Wat Wouter aangaat, hy was ditmaal inderdaad iets minder onnoozel dan-i scheen. Dat wereldsche hoogheid hem altyd door 't hoofd speelde, was waar. En dat hy, eens zich verplaatsende naar Rome, aan weinig anders dan pausen en roovers dacht, is ook waar.

En als er dan iemand de stoep opgaat, dan tik je-n-aan 't venster, zieje? En je ziet... wie 't is? En je vraagt wat ze willen, zieje? En als 't dan iemand voor de keuken is, dan sluit je de deur, en je gaat zeggen in de keuken, dat er... iemand voor de keuken is, weetje? En als 't voor "huis" is, dan sluit je de deur, en je komt hier zeggen aan m'nheer Eugène... niet waar, Eugène? Hm!

Weer stond de keizer op, en weer staarde hy naar boven. Hy kreeg 't meisje met den noordhollandschen kap in 't oog, en knikte haar toe... Maar, m'nheer Holsma, het is Femke... onze Femke! En de Paltsgravin groette het meisje nogeens met den joujou, als om haar geluk te wenschen met de verovering van dat plaatsje...