Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 6 juni 2025


Hoe vingt gij het op met dorstige lippen, met hoeveel wellust ademdet gij het in, en liet het spelen door uwe bedauwde lokken! Het kwam vriendelijk aangezweefd, beladen met den geurigen wasem van blad en bloem, en koelde loover en grasscheuten.

Een keurig bergpad zonder bezwarend klimmen; aanvankelijk door fraaie dichte bosschen, met hier en daar open plaatsen, van waar men dan goede uitzichten heeft op den Puy de Griou en den Puy Mary. Tal van beekjes stroomen u te gemoet, en voortdurend hoort men onder 't loover het kabbelend geluid van de vele kleine watervallen.

Deze eenhandige man was de baanwachter Jan Verhelst. Terwijl hij nu, om wat adem te scheppen, op de kruk zijner spade rustte en den blik naar de oude vrouw hield gericht, kwam een stille glimlach op zijne lippen zweven. Hij zag hoe de vrouw met de handen door de lucht en langs het loover tastte en scharrelde om iets te bereiken, dat hare aandacht had opgewekt.

Beneden in de huiskamer zaten ze ook nog en spraken over oude tijden; over de schoone Lisette en baron Frits; toen stond de kleine predikantsvrouw op, en zong met haar lieve stem een eenvoudig lied: Bij 't graf staat een linde en die welft er zich over; De vogels en 't windeken fluiten door 't loover, Er zit aan zijn voet of het feestavond was Een knaap met zijn liefje, in 't donzige gras; Het windeken waait er zoo koud en zoo pijnend, De vogels, die zingen zoo zacht en zoo kwijnend, En beide gelieven, zij worden dra stom, Zij weenen, en geen van de twee weet waarom!

Gij spreekt; de echo der bergen, de schoot der wateren, het dichte loover antwoordt u. Maar gij, gij overschreeuwt die allen. Wel moogt gij de stem des Heeren heeten. Voorzeker neen: geen ontgrendeld rotshol, geen gonzende knots, geen losgelaten vleugelpaard, geen adelaar met klappende wieken bracht u voort: gij zijt de stem des Almachtigen.

Otto echter zeide ze te zullen gaan zoeken, en hij drong het park in, donker, onder de vage dichtheid van het loover, vol schaduwen tusschen de silhouetten der boomstammen. Waar het gebladerte ijler was schemerde de parelgrijze avondlucht als een hoog verschiet, en er glansde een bleeke witte maan.

Het loover roerde, de wind streek langs en over den tuin, er was een heerlijke golving in de lucht. Emanuel en Renildeken zwegen. Hare hand rustte op zijn knie, en ze keken naar het werkzaam gedoe van den wind en naar het spel van de hemelklaarte. Soms hadden ze een kort praatje over de wolken. Ze beeldden zich gaarne de verre ruimte in, waar varen de wolken als schepen met volle zeilen.

Onder het groene loover en in de kleurige schaduw zat eene stokoude vrouw, roerloos als een gebeiteld beeld, met de oogen gesloten en de handen op de knieën. Zij moest bijna de uiterste grens des levens bereikt hebben; want haar rug was gekromd, en de rimpelen op haar gelaat schenen zoo talrijk en zoo diep, alsof haar niets meer overbleef dan de huid op het gebeente.

Ook hoorden het de blank-grijs beplekte berken, met hun bladeren als vallende tranen, alleen, of in groepjes bij elkaar staande: ranke, slanke vrouwen lijkende, een beetje geneigd tot treuren. Ze lispelden het in hun licht-bewogen loover, niet zeker van vreugde; gevoelvol; angstig.

Als ware zij niet in staat het lijden, waarvoor zij in den eersten oogenblik geen troost wist te geven, langer aan te zien, staarde de laatste den tuin in, wiens deurramen, ik vergat het te zeggen, openstonden; zag zij onwillekeurig den jongen tuinier de rozenstruiken opbinden die wat weelderig van loover waren geworden, door de gloeijende Augustuszon. "Eefje, Eefje!" kreet de moeder.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek