Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 2 juni 2025
Ik ben een arme weduwvrouw en weet niets van 't geval af." "Je kunt toch niet ontkennen, dat die Heer Van Lintz, of zooals hij heeten mag, bij u gehuisvest heeft." "Wat zou het mij baten," hernam zij: "al wou ik het ontkennen? Uw Ed.-Gestr. gelooft mij toch niet. Maar al zei ik nou: ze binnen naar Amsterdam: dan zou Uw Ed.-Gestr. ommers toch denken dat ik je foppen wou."
"Ellendeling!" riep Van Lintz, bleek van woede en zich met moeite bedwingende: "Wat hebt gij voor? Wat beduidt uw komst, en de taal, die gij voert?" "Ik begrijp er niets van," zeide Holmfeld: "uw eigen vader, Mijnheer Blaek! heeft mij deze lieden aanbevolen en aan boord doen ontvangen."
"Heer Graaf van Talavera!" zeide Lodewijk Blaek, met een hoonenden lach, tegen Van Lintz: "gij zijt een fijne diplomaat; maar de kunstgreep, dien ik thans gebezigd heb om u van het Deensche schip te lokken, was toch nieuw." "Gij zijt de verachtelijkste mensch, dien ik ken," zeide ik, over zulk een helsche list verontwaardigd.
Hij ontving geen antwoord en bleef enigszins beteuterd staan. Het was mij duidelijk, dat hij gaarne naar zijn jacht zou zijn teruggekeerd, doch dat de zoo stellige woorden van Van Lintz indruk op hem hadden gemaakt: hij bleef dus, schoon op enigen afstand, om ons draaien. "Zouden wij niet inmiddels naar de herberg gaan?" vroeg ik aan Heynsz; "wij hebben hier zoveel bekijks."
De oogen van Van Lintz rolden hem vreeselijk in 't hoofd, het schuim stond hem op de lippen, en hij ware Lodewijk ongetwijfeld aangevlogen, had niet Amelia, eene uitbarsting willende voorkomen, zich voor haar vader geplaatst en hem omvat.
Daar het echter zijn doel schijnt geweest te zijn, naar waarheid te vertellen wat hem overkomen is, moet men hem veeleer prijzen, dat hij niet meer heeft te boek gesteld, dan hij met zekerheid wist. Vreemd intusschen komt het mij voor, dat hij niet met een woord melding maakt van hetgeen er verder geschied is met den Baron Van Lintz en zijne beminnelijke dochter.
"Wel! het zij zoo!" hernam Van Lintz: "Mijnheer Huyck! Ik zeg u nog geen vaarwel; want het schijnt, dat ons noodlot ons, 't zij wij willen of niet, telkens weder in aanraking wil brengen: en wij zullen elkander waarschijnlijk nog wel eens ontmoeten."
"Om Gods wille: Meneer! maak mij niet ongelukkig!" zeide zij, met een gesmoorde stem en de handen wringende: "hij is weer hier." "Wat!" mompelde ik: "is hij dan dwaas?" En, schier onwillekeurig, maar toch met behoedzaamheid, besteeg ik het trapje en zag door het sleutelgat naar binnen, waar ik niet slechts Van Lintz, maar nevens hem den ouden Heer Blaek herkende.
"Waarlijk niet," antwoordde ik: en ik gaf haar een kort verslag van de zaak, zooals die zich had toegedragen, alleen voor haar, gelijk voor mijn vader, de aanleiding mijner kennismaking met den Heer Van Lintz verbergende, daar ik die niet kon openbaren zonder te spreken van zijn verblijf in de boerderij, die ik van gedachte was, dat hem wellicht nogmaals tot toevlucht verstrekken kon.
"Gij hebt mijn woord," zeide Van Lintz: "en dat moet u genoeg wezen: morgen zal ik u verwachten. Tracht nu ongemerkt van hier te komen en de plaats te bereiken, waar uw rijtuig u wacht. Ik zal Martha bellen om te hooren of de uittocht veilig is."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek