Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 10 juli 2025
De echtgenoot antwoordde: Hoort gij niet, dat hij vertelt, wat hij vannacht bij Niccolosa gedaan heeft? De donna sprak: Hij liegt als een ketter. Hij heeft niet bij Niccolosa geslapen, want ik legde mij naast haar en vanaf dat oogenblik heb ik niet geslapen en als gij het gelooft, zijt gij een beest.
"Slechts 80 kopekken," antwoordde Prascovia, die blij was, dat ze op dat oogenblik niet meer geld in haar bezit had. Ze was stellig overtuigd, dat de menschen, bij wie ze in huis was, slechte bedoelingen hadden en haar wilden bestelen, misschien zelfs wel vermoorden. "Je liegt!" schreeuwde de man haar toe. "Niemand maakt zoo'n groote reis zonder geld."
Crispin hief het hoofd op en keek zijn broer aan. "Lekker eten! Ik heb nog heelemaal niet gegeten: ze willen me geen eten geven zoolang dat geld nog niet terecht is... Maar als moeder 't gelooft? Jij moet haar zeggen, dat de eerste koster liegt, en de pastoor die hem gelooft ook, dat ze allemaal liegen; dat ze zeggen dat we dieven zijn, omdat onze vader zich slecht gedraagt en..."
Ik voel dat, en wat ik voel is mij niet mogelijk te loochenen! Dat mensch, dat je heeft durven aanspreken, ze is in mijne verbeelding vastgegroeid: ik voel haar naast me, ik ruik haar en ik voel het zoo intens, zóo intens, dat er nog iets is tusschen jou en haar, dat ik het je durf zeggen: je liegt, je liegt, je liegt om haar, en mij bedrieg je, daar!
~Ontkennen~ drukt dit zonder meer uit. Deze schrijver ~ontkent~, dat Jan van Schaffelaar van den toren is gesprongen. De beschuldigde ~ontkent~, dat hij gestolen heeft. ~Loochenen~ heeft de bijgedachte, dat men tegen beter weten in iets ontkent, dus dat men met opzet liegt. Hij ~loochent~ wel dit stuk geschreven te hebben, maar zijn schrift verraadt hem.
Mijnheer Droi stamelt zoo wat bij elkaar van dit en van dat, maar zij ziet hem scherp in 't aangezicht en zegt: "Leugens, mijnheer Droi! Gij hebt van nacht gelogen, gij liegt dezen morgen ook. Ik heb u uit barmhartigheid mijne slaapsteê, mijn eigen bed ingeruimd, en dit is mijn dank!"
Wij zijn noch verfoeilijke, noch heidensche snoodaards, maar twee doodonschuldige dienaren des Heeren, die rustig huns weegs gaan en niet weten, of in die koets daar prinsessen of prinsen zitten." "Gij liegt, duivelsche heksenmeesters!" riep Don Quichot woedend, velde de lans, gaf Rocinante de sporen en stoof in galop op den eersten monnik los.
Ook de moeder glimlachte, de gasten glimlachten. Duister trad een gesluierde vrouw binnen het zonnelicht van hun aller verwachting. "Wie eerst?" vroeg ze heesch. "De bruid," riep de bruidegom. Ze naderde, en zag haar hand. Zonder ze aan te raken. "Maagd en vrouw. Gehuwd en weduwe. Het klooster en het graf," zeide ze zachtjes. "Ge liegt," schreeuwde de bruidegom.
Denkt gij, dat ik mij zoo gemakkelijk laat bedriegen? Waar is de bezetting, die zich aan mij zou overgeven?" Doch Bertha wees kalm op de vijftien mannen, die haar omringden, en zeide: "Ziehier de geheele bezetting. Bedriegen ligt niet in mijn karakter." "Gij liegt, Vrouwe!" bulderde Vianen woedend. "Zouden vijftien mannen in staat zijn, mij zoolang te weêrstaan?
"Maar," zeide de hansworst, hem met wijdopgespalkte oogen aanziende: "'t is met dat al immers niet waar?" "Om 't even," antwoordde de Bisschop: "wat gaat u dat aan? Is uw geheele leven niet een logen? Liegt gij niet op alle markten en kermissen, dat de steenen er van zweeten?"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek