Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 2 juni 2025


Zij leefden en ontwikkelden zich in het lauwe water der oorspronkelijke zeeën. Er was nog geen vast land; nauwelijks begonnen enkele eilanden te voorschijn te treden uit de wateren. Er waren toen noch seizoenen, noch klimaten, daar de aardschors nog warmer was dan de temperatuur, die zij van de zon kon verkrijgen; de levensvoorwaarden waren aan de pool dezelfde als aan den evenaar.

Tusschen het koude en het heete water is het de partij van het lauwe water. Deze school veroordeelt, met haar geheel oppervlakkige, valsche diepte, zonder dat zij tot de oorzaken opklimt, van de hoogte eener halve wetenschap, de straatberoeringen. Volgens deze school, "ontnamen de oproeren, die met het feit van 1830 gepaard gingen, aan deze groote gebeurtenis een gedeelte harer zuiverheid.

Het eene venster stond wijd open voor den stillen mooyen avond van buiten. Mathilde dronk haar lauwe thee met weeken slurpenden mond, en, daarboven, samentrekkende proevende oogen. Zij was zoo wech in haar stille afwachtings-stemming dat het geschuif van haar stoel over de vloer haar een vreemd hard geluid klonk toen zij opstond, om vlak voor het venster te gaan zitten met haar kopje.

In duizlende vermoeidheid, even rustend op 'n bank van 't plantsoen bij 't Frederiksplein, trok-ie den zakdoek, die van z'n knie was gegleden, hooger. Z'n oogen gloeiden, vurigden tegen de hersenen, stieten 't licht der lantaarns in stralen-sproeiing terug. Van 't asfalt der Utrechtsche straat, klikte de hoefslag van sneltrappende paarden, vergrommeld in 't keiengeweld als de koets op 't plein kwam. 't Was nog vóór tweeën. Achter de adem-beslagen ruiten van 'n hoek-café goud-wasemde licht en 't verre gelol van nacht-luide stemmen dommelde aan, met 't krakend geraas van 'n lach. In de huizen, zwart van schaduw-geglooi waren nog vensters verlicht, vensters met stram-gelen schijn en wijnrood gevloei. En in den melk-wit wijdenden hemel groef het Paleis een silhouet van koepels en torens. Oud, moeilijk van nek-buiging, alsof 't vleesch van z'n hals blééf zwellen, keek-ie rond, langs de slanke boomstammen naar het Plein, naar de lichtcirklingen op de keien, naar de onbewogen huizen, de flauw-lijnende gevels, de glans-kartlende sneeuw in de perken. 't Verzwom in de logge warmte van z'n oogen 't broeide heen in de lauwe volte van z'n hoofd. Als-ie niet opstond, niet vortging, zou-die op de bank in slaap suffen. Nauwlijks had-ie nog wil om te loopen. De gedachte an 't Toevluchtsoord was 'm ontdoezeld hij most Joozep aflosse Joozep, die 'm niet hinderde, geen wrok gaf Joozep die niet scheen te bestaan, wiens gezicht-ie niet wist. Joozep zou-die na bed zende want morrege kwamme ze Poddy hale. Op de grond met 'n zak onder z'n hoofd ging 't best. En as-ie háár morrege zag, dan zou-die, dan wist-ie niet w

Zij liet Smul van den akker halen waar hij bezig was met mest te vervoeren en zond hem bij hun buurman Lauwe vragen of hij Alfons met zijn sjees van 't station mocht afhalen. Eerst was ze van plan zelve mee te gaan, maar de gedachte dat ze met Smul 's avonds alleen in het rijtuig zou zitten boezemde haar zulk een angst in, dat zij dadelijk van haar voornemen afzag.

De paden en het gras strekten zich onder Mathildes voeten met hun na den regen hard zwart en hard groen; scherpe, luide tinten prikten en riepen in de bloemen en bladeren. De breede straatweg was donker-grijs, plat, zonder opstuivend zand. De lauwe weeke geur der natterigheid schonk de wind in haar neus en mond. En de tuin verrastte haar smartelijk.

Fladderend streek het over het lauwe water, en helderder en frisscher rimpelde dat, en ruischte als verheugd; de toppen der boomen vingen aan welluidend te zwatelen: het was een liefelijk ineensmelten van zachte en vredige geluiden. Het was u, als hoordet gij een stem van enkel liefde. Welnu! het was de stem der liefde Gods.

Hij kwam op gelijke uren terug, kwam soms in de lauwe kamer met, om zijn groot lichaam, de levendige frischheid van den buiten. Soms was hij rood en gloeiend, alsof hij gehold had, al roepend, over eene weeke winterweide.

»Zie toch, master Wilkinson! hoe weinig gij op mij rekenen kunt; ik moet uw champagne drinken, want mijn kunstbroeder dáár doet me herdenken aan al het lauwe water, dat ik in mijne leerjaren heb moeten slikken, en ik word er opnieuw wee van!" »En dominé Roestink?" hervatte Frits, die de vervolging nog niet opgaf.

’t Was bladstil, en een lauwe loomheid lag En woog op beemd en dorre wei, die dorstten; Zwaar zeeg, en zonder licht, een vale dag Uit wolken, die gezwollen onweer torsten. Toen is het zwijgend zwerk uiteengeborsten, En knetterende donders, slag op slag, Verrommelden en gromden.

Woord Van De Dag

verheerlijking

Anderen Op Zoek