Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 15 mei 2025


Het vederenkleed is sterk verdeeld, maar ruig en wreed; de schaften van de veeren zijn stijf, de baarden glad, maar los aaneengesloten. Groen, blauw, kaneelbruin of wijnrood zijn de heerschende kleuren. In dit opzicht bestaat er tusschen de beide seksen slechts weinig, tusschen de jongen en de ouden geen belangrijk verschil.

Zij waren in groene, blauwe en paarse zijden mantels gewikkeld, die om de lenden en over den rechterschouder heêngeslagen, in de linkerzijde werden vastgehouden door de daar rustende hand. Een laag uitgesneden vest kwam nog te zien van onder het van glinsterende tressen en schouderbedekkingen rinkelend wambuisje, wijnrood bij Frascuelo, groen bij Mazzantini, lila bij Cara Ancha.

Dichtbij de poorten van Karoeiyn zitten, in hun kleine hokjes genesteld, de rijke adoels of notarissen, wier kaftans, hemelsblauw, oranje, wijnrood, bleekgroen of lichtbruin, heenschemeren door de wazige draperie van de zijdezachte haïks, bezig met eenige schrifturen of pratend met een klant; nu en dan wisselen ze met een vriend, die onverschillig op hun tafeltje staat te leunen, een praatje of wel ze zitten lui te droomen.

Hare bovendeelen zijn aschgrauw, de onderdeelen donker wijnrood; de keel is geelachtig wit gestreept; de slagpennen en stuurpennen zijn bruinachtig grijs; de vier buitenste stuurpennen van elke staarthelft hebben aan de spits een witten zoom. Het oog is helder roodbruin en met een steenrooden ring omgeven; de snavel heeft een zwarte kleur.

Het 10 cM. lange Vuurvogeltje is purperkleurig wijnrood, op den mantel en de schouders reebruin, iedere veder aan de spits met purperkleurigen zoom, de borstzijde met witte stippeltjes geteekend. De slagpennen en de staartveeren zijn bruin, op de buitenvlag met purperrooden zoom.

Wanneer wij ons omkeerden zagen wij in de diepte onder ons de zee, wier staalblauwe tint al tot staalgrijs verdonkerde; ook het wijnrood en purper der goudgerande avondwolken in het westen vergrauwde snel.... De laatste dag van mijn verblijf te Reval was een Zondag. Over de stad hing, toen ik in den stillen, grijzen morgen trad, een stemming van rust en vrede.

Hij staat daar met zijn troffel in zijn hand, als iemand die op visite is, propertjes in zijn burnous, met een rood zijden tulband om zijn kalen knikker.... een mooi lapje.... wijnrood met gele strepen, oud goudgeel.... Eerst dien cent zoeken.... dáar.... hij ligt op zijn kant.... neen.... eerlijk zijn, munt ligt boven.... vooruit dus, 't noodlot heeft gesproken, er is maar éen god en Mohammed is zijn profeet....

In duizlende vermoeidheid, even rustend op 'n bank van 't plantsoen bij 't Frederiksplein, trok-ie den zakdoek, die van z'n knie was gegleden, hooger. Z'n oogen gloeiden, vurigden tegen de hersenen, stieten 't licht der lantaarns in stralen-sproeiing terug. Van 't asfalt der Utrechtsche straat, klikte de hoefslag van sneltrappende paarden, vergrommeld in 't keiengeweld als de koets op 't plein kwam. 't Was nog vóór tweeën. Achter de adem-beslagen ruiten van 'n hoek-café goud-wasemde licht en 't verre gelol van nacht-luide stemmen dommelde aan, met 't krakend geraas van 'n lach. In de huizen, zwart van schaduw-geglooi waren nog vensters verlicht, vensters met stram-gelen schijn en wijnrood gevloei. En in den melk-wit wijdenden hemel groef het Paleis een silhouet van koepels en torens. Oud, moeilijk van nek-buiging, alsof 't vleesch van z'n hals blééf zwellen, keek-ie rond, langs de slanke boomstammen naar het Plein, naar de lichtcirklingen op de keien, naar de onbewogen huizen, de flauw-lijnende gevels, de glans-kartlende sneeuw in de perken. 't Verzwom in de logge warmte van z'n oogen 't broeide heen in de lauwe volte van z'n hoofd. Als-ie niet opstond, niet vortging, zou-die op de bank in slaap suffen. Nauwlijks had-ie nog wil om te loopen. De gedachte an 't Toevluchtsoord was 'm ontdoezeld hij most Joozep aflosse Joozep, die 'm niet hinderde, geen wrok gaf Joozep die niet scheen te bestaan, wiens gezicht-ie niet wist. Joozep zou-die na bed zende want morrege kwamme ze Poddy hale. Op de grond met 'n zak onder z'n hoofd ging 't best. En as-ie háár morrege zag, dan zou-die, dan wist-ie niet w

Deze zelfde eigenschap nu stempelt den jongen verlofganger; van ònder af is hij ééne accumulatie van wijnrood schoeisel en kanarie-gele slobkousen, flanellen kleeren en kleurig linnengoed. Hij tracht zich gedurende één dag per maand voor dertig dagen te »kleeden«. Nog eens, vergeef hem! Cullinaire genietingen.

Aan de andere zijden, op gelijke facetjes, trilden en beefden violet in wazen van mosgroen, grijs van doorlicht water, blauw van kinderoogen, met zachte opgloeiing van wijnrood en phosphoresceerende sprankels.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek