Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 7 juni 2025
De beide officieren lachten hartelijk en men vervolgde de wandeling weder. Men was thans genaderd tot aan het einde van het plein, dat door eene straat van het strand af recht doorsneden wordt. In die straat vertoonde zich mede veel volk. Een troep van vijf mannen, groote gespierde kerels in donkere kapmantels gehuld, kwam juist de straat uit en ging het plein op.
En ik, met mijne groote ontdekking ik was een bedrieger, een dronkaard, een krankzinnige! Ze geloofden mij niet! »Ik schreef aan de bladen. Ik sprak met de penny-a-liners van deze schurkachtige Daily Telegraph, die nu weer zotteklap verkondigt over eene Pool van eeuwigdurend ijs. Ze lachten mij uit! Ze wezen mij de deur! Ze geloofden mij niet!
"Daar kun je er niet uit: daar langs ga je naar het huis van den dooie!" "De man slaapt nog!" zeide de commissaris spottend. "We zullen wat water over hem moeten gooien." De omstanders lachten weer. De boer verliet de plaats waar hij zulk een leelijke rol gespeeld had, en richtte zich naar de kerk. In de sakristie vroeg hij naar den hoofdkoster. "Die slaapt nog!" antwoordde men hem barsch.
Of wilt gij: O deze, mijn schelp, zoo ik haar niet prik of Zeg, zachtjes aan, mijn man, of wel: Ik zal een haan koopen van honderd lire. De koningin, een weinig boos, hoewel al de anderen lachten, zeide: Dioneo, houdt op met schertsen en zeg een mooi gedicht op en zoo niet, dan zult gij kunnen bewijzen hoe kwaad ik kan worden.
Effendi, Allah is met u geweest, anders hadt gij het onderspit moeten delven. Zeer zeker! Maar ga voort. De bode zeide hun, dat zij niet op hun geweren en pistolen moesten rekenen, want dat gij kogelvrij waart. Toen lachten zij hem in zijn gezicht uit. Toen hij hun echter precies vertelde wat er gebeurd was, werden zij bedaarder en geloofden eindelijk dat gij inderdaad kogelvrij zijt!
Grootvader had hem zelf getimmerd, heel stilletjes, zoodat Jantje er niets van gemerkt had. O, o, wat lachten Grootvader en Grootmoeder ondeugend. "Wel, hoe lijkt je dat, Jan? Vind je dat wagentje mooi?" Jantje werd beurtelings bleek en rood, want hij begreep wel, dat het wagentje voor hem was, en toch durfde hij het haast niet te gelooven.
Want dat was immers onnoodig, iedereen wist toch wie hij was, iedereen zag 't immers aan hem, zooals zij 't gezien had, dadelijk.... Maar Bernard vond 't een beetje benauwend, dat ook. Dat zij, vervoerd door liefde, hem bewonderde, goed!.... maar anderen lachten daar natuurlijk om. O! hij zag 't zoo precies aan hun gezichten van geroutineerde hypocrieten. Lucie scheen 't nooit te zien.
O nee, dat zal niet gaan!« Toen hij zoo ver gekomen was, eischte de Vos, veinzend bijzonder veel belang te hebben bij zaken die hierna afgedaan moesten worden, van den gevangenbewaarder, dat hij hem de namen »van die twee schobbejakken die op den rechterstoel zaten«, zou noemen; dit vermaakte de toeschouwers zoozeer, dat zij bijna even hartelijk lachten als Charley Bates gedaan zou hebben, wanneer hij de vraag had gehoord.
Daarheen begaf ik mij en verzamelde in den avond het volk rondom mij, mannen en vrouwen, de armsten onder de armen. Hun verkondigde ik hetzelfde wat ik in de stad verkondigd had. Zij lachten niet. Den volgenden avond sprak ik weder, en zij namen mijne prediking met blijdschap aan en brachten haar op hunne beurt aan ieder, dien zij ontmoetten.
Dat is alles waar, maar ze lachten om hem, en noemden hem achter zijn rug "Koster" Tiago. Dan misschien het dorps-hoofd? Dit was een stumper, die niets te bevelen had, maar gehoorzaamde. Hij beknorde niemand: hij werd beknord. Hij beschikte niet: men beschikte over hem.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek