United States or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


Kreel wierp, langs den varkensfokker loopend, een blik uit het linkeroog, en, langs hem terugloopend, een blik uit het rechteroog op de krioelende marktwaar dezes mans. Toen hij de opmerkzaamheid van den biggenkoopman scheen te trekken, maakte hij zijn gezicht suffig, en lummelde weg.

Trijn heeft er dan ook geen rust bij gehad, en haar onvertogen woord goed willen maken, door, na nog geen uur, te zeggen, dat zij er niet mij mee gemeend had, doch Kreel maar. Daaraan kon ik weder, zooal niet haar waarheids-, dan toch haar zusterliefde zien. Maar op het noodlots-oogenblik zelf trilde alles aan haar van drift. En zoo vloog zij de kamer uit.

Evenzoo, dus dacht ik dichterlijk, zou mogelijk de ondervinding van de onveranderlijkheid mijner vriendschap voor Kreel de morgenzon kunnen zijn, die zich toch weer drong in zijn nachtelijk hart, en ik zeide tot hem, dat hij, naar mijn gedachte, de biggen zou hebben voor tien gulden het stuk.

Op school was ik zeer verstandig. Vooral in het opstellen maken. Alhoewel ik reeds bijna vijftien ben, kan ik dat nog goed. Nu zal ik een opstel maken over mijn zuster Trijn. Daar komt ook in van mijzelf, van mijn kameraad Kreel, van de biggen, en van nog anderen. Mijn zuster Trijn is "skoon van wezen," heeft Kreel eens tot mij gezegd. Dat wist hij, zeide hij, omdat hij in zijn twintigste jaar is.

Dit deed ons allen van onze bezigheid opzien, en het maakte vader erop indachtig, dat het bedtijd was. Hij legde de kaarten uit de hand. Dat deed Kreel ook. Maar deze gaf geen blijk van eenigerlei neiging tot vertrekken. Tevens boog mijn zuster Trijn zich dieper dan tot hiertoe over haar handwerk, en begon daaraan grooteren ijver te besteden dan zij er heel den avond nog aan ten koste gelegd had.

Daar "verschoot" zij van. Maar het was Kreel, die het deed, zooals zij tegelijkertijd zag. Mijn kameraad Kreel was haar over de afgevallen bladeren doodsstil nageloopen. Mijn zuster werd heel driftig. Zij trok aan de hand, die Kreel vasthield. Maar Kreel wou de hand niet loslaten. En hij zeide: "Trijn, het brandewijntje was van "mijn"."

En wanneer Kreel 's nachts heenging, en Trijn hierna haar leger opzocht, werd ik er niet meer wakker van. Maar zoodoende hadden dan nu mijn kameraad en mijn zuster "vaste verkeering" gekregen. Dit verheugde mij zeer. Ik zei tot mijn zuster Trijn het mag in de Kerst- of de Nieuwjaarsweek of daaromtrent geweest zijn , hoe schoon ik het vond, dat zij van Kreel was gaan houden.

Hij begon zijn laarzen weer los te rijgen. Ik zeide: "Het geeft niets met Trijn." Hij schopte een zijner schoenen uit, en antwoordde: "Neen." Nog zeide ik: "Zooiets gaat aan het hart." Hij antwoordde: "Ja." Hij wipte den anderen schoen uit. Daarna verliet ik mijn kameraad Kreel. Terwijl ik mij omdraaide, zag ik, dat zijn oogen wel "effies" vochtig leken. Hij is zacht.

Vier keeren hebben Trijn en haar vriendin zich over de rödelbaan laten rijden. Daarna hadden zij honger; zij gingen poffers eten. Daarna hadden zij dorst; zij gingen limonade drinken. In de Breedstraat zagen zij langs de kramen mijn kameraad Kreel aankomen. Mijn kameraad Kreel is kort en breed. Zijn gezicht is vol en wit. Zijn haar is strookleur. Hij is goed.

Een volgenden keer troostte Trijn zelf hem, door ditmaal weer eens goedgunstig zijn komst te wachten. Mijn kameraad Kreel is geduldig en getrouw. Eens echter moet hij, schoon met schroom, tot Trijn hebben gezegd, dat hij ophield met de verkeering, als zij hem nog eenmaal vergeefs liet komen. Toen liet mijn zuster Trijn hem tweemaal vergeefs komen. Maar hij hield niet op.