United States or French Polynesia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Tusschen twee teugen in roerde zij telkens de suiker. Het overschot der suiker at zij ten slotte van den kleinen lepel. Nauw was zij hiermede klaar, of zij moest alweer dansen. Van toen af heeft zij wel anderhalf uur lang bijna onafgebroken gedanst. En daarna zag zij mijn kameraad Kreel voor zich staan. Zij merkte hem pas nu op in de danszaal.

Des avonds bezocht mijn kameraad Kreel ons. Mijn vader kaartte met hem. Kaarten met uw bezoekers is aan te bevelen. Met wijsheid zegt mijn vader: ""Bijaldien" ge niet met hen kaart, wordt er maar kwaadgesproken." Ik las. Mijn zuster Trijn haakte. Mijn moeder keek naar het haken, totdat haar oogen strak werden, en toevielen.

Wijl de spiegel in de kamer hangt, die moeder "gnap houdt", maken wij des ochtends op den tast ons toilet. Alleen mijn zuster Trijn doet het, als zij uit moet, voor den spiegel. Toen de scheiding klaar was, was ik ook klaar. Vervolgens liep ik langen tijd ons erf en het dorp rond, daarbij pijpen rookend. Ten slotte zag ik ook nog mijn kameraad Kreel. Hij was juist opgestaan.

Doch Kreel haalt haar met twee schreden in, en neemt haar bij den arm. En als Trijn haar arm toch niet kan loskrijgen, vraagt zij maar: "Is het gemeend, dat ze voor mij zijn?" Kreel zegt tot vijfmaal toe: "Ja". Ook laat hij Trijns arm los, en omvat heur leest. En dat gedoogt mijn zuster Trijn. Ik zoek mijn fiets op.

En wij zien in den lichtbundel de breede, korte gestalte van mijn kameraad Kreel verschijnen. Hij draait, zoekend, het hoofd naar rechts en naar links. "Fluit, zeun!" fluistert Trijn. Ik fluit. Dan staat Kreel met enkele groote stappen tusschen ons. Mijn zuster Trijn doet, zooals iemand doet, die een spook ziet. Zij keert zich om, en sluipt, ineengedoken, naar den uitgang van Kreels erf.

Mijn kameraad Kreel zegt niets, als hij niets behoeft te zeggen. Hij weet niet, wat hij dan zou moeten zeggen. Hij is, naar hetgeen mijn zuster Trijn vindt, saai. Mijn zuster Trijn is niet saai. Wie verwacht mocht hebben, dat Kreel de meisjes zou zijn voorbijgestapt, had onbekend moeten wezen met de gevoelens en gedachten dezes jonkmans.

Dat moeders lichte tegenwerping onze Trijn geprikkeld had, is niet verbazingwekkend, vermits in onze gezinnen de bewegingsvrijheid der kinderen behoort tot de kostbaarste goederen. En toch stamelde moeder nog: "Maar, Trijn, Kreel dan!" Ik en vader ontstelden van moeders volharding. En Trijn zorgde ervoor, onze ontsteltenis te rechtvaardigen. Zij wendde plotseling haar gelaat tot ons.

Daarom heeft mijn vader Kreel, toen deze weer op liefdesbezoek kwam, bij de achterdeur "waargenomen", en hem openhartig, "maar altijd in het gnappe", meegedeeld, dat hij, wilde hij niet van het erf worden gegooid, daar nooit meer een voet op had te zetten. Dit laatste heeft mijn kameraad Kreel toen ook nooit meer gedaan, daar hij goedig is.

Nadat beide in de herberg bewerkstelligd was, namen ik en Kreel op vriendschappelijke wijs afscheid van den varkensfokker, en plaatsten ons nevens elkander op de voermansbank. En toen wij nog geen kwartier met de biggenlading hadden gereden, liepen ons paard de zweetstrepen reeds langs de achterschonken, onder den ongebreidelden gloed der Meische middagzon.

Na eenige oogenblikken zei moeder: "Onze Trijn zal thuiskomen." Toen legden vader en moeder zich gerustgesteld neer. Zij sloten weer vredig de oogen toe. En ik ook. Maar het duurde toch nog een minuut, voordat wij aan de klink der achterdeur hoorden, dat Trijn in huis kwam. Zij moest eerst Kreel nog "gedag-zeggen." Mijn kameraad Kreel had haar en haar vriendin thuisgebracht in een rijtuig.