United States or Tajikistan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij gaat de eenden oproepen voor het avondmaal. Tegen schemer haal ik mijn rijwiel uit de voerschuur. Als ik erop wil stappen, roept Trijn mij aan de achterdeur. En als ik dichtbij haar ben komen staan, vraagt zij: "Hoeveel biggen zijn het?" Ik antwoord: "Zeventien". Dan zegt Trijn weer, dat het haar niets kan schelen, hoeveel het er zijn.

Naar gezegd wordt, werpt de zeug omstreeks de maand Februari 1 of 2 jongen: kleine, aardige biggen van 15

Ik stond binnen het hek, en praatte met mijn kameraad door de reten. Ik praatte met hem over den marktprijs van de biggen, gevoelig zijnde voor zijn leed over de liefdesbreuk met onze Trijn. Dat hij prijsgesteld had op mijn tegenwoordigheid bij zijn biggenhandel, doordrong mij opnieuw van de voortreffelijkheid zijner geaardheid.

Ongeveer gelijkelijk redeloos blikten hij en de biggen elkander een tijdlang aan. Het gesprek werd ingezet van den kant der biggen, bij monde haars meesters, die heur volmaakte gezondheid tot Kreels kennis bracht. Mijn kameraad Kreel riep zijn onnoozelste grijns tevoorschijn. "'k Mot geen biggen", beweerde hij, en slungelde eenige stappen op. Hij wist, dat de varkensfokker hem zou naloopen.

Waterratten verspreidden zich over het land en richtten ontzettende verwoesting aan, en op zekeren dag betrapte een boer zijne biggen op het drinken uit dezen poel, en slachtte ze allen onmiddellijk met groote tegenwoordigheid van geest want hij herinnerde zich nog het geval met die groote zeug te Oakham.

Annen: Oelen. Assen: Straatslipers, Tellerlikkers en Biggen. Borger: Schöttellikkers. Buinen: Poepen. Duurse: Geldbeurzen en Boksen. Dwingeloo: Doeven. Eelde: Hekkenspringers en Geelgatten. Zie verder Nieuwe Drentsche Volksalmanak 1903, bl. 55. Overijssel. Zwolle: Blauwvingers. In 1682 viel te Zwolle de toren van de Sint-Michiels kerk in.

Als ik, omtrent donker van mijn rijwiel-rit terugkeerend, Kreels erf langs fiets, zie ik mijn zuster Trijn aan den ingang daarvan staan. Zij wenkt mij. Ik stap af. "Ga mee", zegt mijn zuster Trijn. Haastig stappend, brengt zij mij bij de mouw naar het kot, waarin de ronde vormen der biggen nog net zijn te onderscheiden.

De meeste pleinen zijn in markten herschapen, waar ge bergen van groenten en geurige vruchten ziet uitgestald naast stapels eieren en klompen boter, op groene bladeren of witte doeken uitgespreid; terwijl ginds jonge hoenders den eetlust prikkelen, al zijn ze minder vet dan de weldoorvoede hoenders van het vlaamsche land; en uit de houten schuthokken, waarin de varkens en biggen zijn opgesloten, een dof geknor u tegenklinkt, telkens afgewisseld door de snijdende kreten van een der dieren, die op voor hem minder aangename wijze tot verhuizen wordt genoopt.

Uitroepen van verteedering en van genegenheid volgden de ronde dikhuidjes op hun gang naar het biggenverblijf. Nu snuffelen de biggen de binnenwanden van haar nieuwe woning langs, en ruiken, dat zij thuis zijn. En nu leggen de reizensmoede krulstaartjes zich, het eene na het andere, op de zijde, lui uitstrekkend de korte, stijve pootjes.

De biggen zijn alleraardigste, vroolijke, vlugge schepsels, waarin iedereen behagen zou scheppen, indien zij niet van den eersten levensdag af de onzindelijkheid van hunne ouders lieten blijken.