Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 22 mei 2025


Onze verbazing was voortdurend ten hoogste gespannen; onze uitroepen verminderden niet; Ned noemde de visschen op, en Koenraad deelde ze in klassen in; ik was opgetogen op het gezicht van hunne bewegingen en de schoonheid hunner vormen. Nooit was mij het geluk te beurt gevallen, die dieren levend en vrij in hun natuurlijk element te aanschouwen.

"Laat ons de jacht dan voortzetten," antwoordde Koenraad, maar naar den zeekant toe; wij zijn tot de helling der bergen genaderd en ik geloof dat het beter is om naar de bosschen terug te keeren. Dat was een wijze raad, en wij volgden dien.

Maar Koenraad kon zijn zin niet voleinden: te midden van de algemeene stilte liet zich eene stem hooren. Het was de stem van Ned Land, die schreeuwde: "Ohé, daar is het ding, onder den wind, dwars voor ons!" Met vollen stoom.

Bovendien zag ik dat mijnheer flauw viel, en ik had dus niet den minsten lust om adem te halen; mijn ademhaling werd daardoor als het ware belet." "Vrienden," antwooidde ik hevig aangedaan, "wij zijn voor altijd aan elkander verbonden, en gij hebt recht op mij...." "Waarvan ik misbruik zal maken," antwoordde de Amerikaan. "Wat?" vroeg Koenraad.

Ik gaf onze namen en hoedanigheden op, daarop stelde ik hem volgens de wetten der wellevendheid den hoogleeraar Aronnax, zijn knecht Koenraad en meester Ned Land den harpoenier voor. De man met dien zachten en kalmen oogopslag, hoorde mij bedaard, beleefd en met de grootste oplettendheid aan. Maar geen trek van zijn gelaat verried, dat hij mij begrepen had.

Toen hij dit zeide ging de deur open, er kwam een hofmeester binnen, die kleeren bracht van eene stof vervaardigd, welke ik niet kende. Ik haastte mij om ze aan te trekken, en mijne makkers volgden mijn voorbeeld. Gedurende dien tijd had de hofmeester, misschien wel een doofstomme, de tafel voor drie personen gedekt. "Dat lijkt toch ernst te zijn," zeide Koenraad, "een goed voorteeken!"

"Maar waar zijn de visschen?" merkte de harpoenier op, "ik zie er geen." "Wat gaat u dat aan, vriend Ned," antwoordde Koenraad, "omdat gij ze toch niet kent." "Ik, een visscher!" zeide Ned Land.

Hierop keek hij haastig den brief door, en met eene uitdrukking van verbazing en afgrijzen, las hij dien nog eenmaal langzamer over; vervolgens het papier aan Koenraad met de eene hand toehoudende en er met de andere licht op slaande, riep hij uit: "Dat is eene schoone zaak voor een Christen, om aan een ander Christen over te schrijven, en beiden zijn leden, en geen onaanzienlijke leden, van heilige broederschappen!

Mijnheer kent den inhoud van den Nautilus en dus ook de hoeveelheid daarin vervatte lucht; als mijnheer nu ook weet hoeveel lucht elk mensch voor de ademhaling noodig heeft en dit vergelijkt met de noodzakelijkheid waarin de Nautilus verkeert om elke vier en twintig uur eens boven te komen...." Koenraad eindigde zijn zin niet, maar ik begreep waar hij heen wilde.

"Welnu, mijn vriend, eens zal de aarde een kil lijk worden; zij zal onbewoonbaar en onbewoond zijn als de maan, die haar levenskracht sedert langen tijd verloren heeft." "Over hoeveel eeuwen?" vroeg Koenraad. "Over eenige honderdduizenden van jaren, mijn jongen." "Dan hebben wij nog tijd om onze reis te eindigen, als Ned Land zich er tenminste niet mee bemoeit," antwoordde Koenraad.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek