Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 22 juli 2025


Anderen waren geel en geleiachtig, en wachtten slechts het oogenblik om geplukt te worden. In die vruchten zat geen kern; Koenraad bracht er een twaalftal aan Ned, die ze op een kolenvuur legde, nadat hij ze in schijfjes gesneden had; terwijl hij dit deed, zeide hij: "Gij zult eens zien mijnheer, hoe lekker dit brood is." "Vooral als men in lang geen brood gehad heeft," zeide Koen.

"Moet ik u gelooven?" vroeg Ned, terwijl hij een oogje knipte. "Gij moet mijnheer gelooven," antwoordde Koenraad. "Dan besluit ik hieruit," hernam de harpoenier, "dat ik de walvisschen van deze zee niet ken, omdat ik hier nog niet geweest ben." "Zooals ik u zei, Ned." "Een reden te meer om er kennis mede te maken," antwoordde Koenraad.

"Zeer goed," antwoordde Ned Land, "ik geloof u; maar in ons belang betreur ik het dat die opening, waarvan mijnheer spreekt, niet boven het vlak der zee ligt." "Maar, vriend Ned," zei Koenraad, "als die opening niet onder water was, dan had de Nautilus hier niet binnen kunnen komen."

In den tijd waarop onze geschiedenis speelt, werd hij bewoond door een oud paladijn van Koenraad, den Staufenkeizer, tengevolge van de verkiezing op de vlakte van Oppenheim bij Mainz. Twee zonen stonden den bejaarden krijgsheld ter zijde. Zijn vrouw sluimerde reeds lang onder de aarde. Sedert dien tijd klonk er zelden vroolijk gelach door de hooge gewelven.

"Ik smeek u, mijn oudste zoon, evenbeeld uwer moeder, heb erbarmen met het witte haar van uw vader! En u, Koenraad smeek ik, heb medelijden met de tranen van uw verloofde." Zwijgend stonden de broeders daar. Toen vatte de oudste de hand van den grijsaard. "Ik zal u niet verlaten, vader," sprak hij aangedaan.

"Maar kan mijnheer mij zeggen," vroeg Koenraad, "waardoor dit verschijnsel ontstaat? Want ik veronderstel toch dat het water niet in melk veranderd is."

Kapitein Nemo bezocht mij slechts zeer zelden in de daarop volgende weken: nu en dan vertoonde hij zich een oogenblik. Zijn eerste stuurman wees geregeld met punten op de kaart den weg aan, welken de Nautilus volgde, zoodat ik dien geregeld kon nagaan. Koenraad en Land brachten een groot deel van den tijd met mij door.

Wanhopig klonk haar smeeken: "In naam des Heeren, die u ziet, houdt op! In naam van uw zaligen vader, stuit den broedermoord. Degene, waarvoor gij de zwaarden trekt, gaat op dit uur nog in het klooster en zal God voortdurend bidden, u, ridder Koenraad uw trouwbreuk te vergeven en u te zegenen, evenals uw broeder."

Op dat oogenblik bemerkte ik bij het licht der reeds ondergaande maan een gelaat, dat niet van Koenraad was, maar hetwelk ik aanstonds herkende. "Ned!" riep ik uit. "Hij zelf, mijnheer, en ik loop mijne premie na," antwoordde Ned Land. "Zijt gij door den schok in zee geworpen?" "Ja mijnheer de professor, maar gelukkiger dan gij ben ik bijna onmiddellijk op een drijvend eiland neergekomen."

Ik riep dus Koenraad bij mij, terwijl de Nautilus, ter diepte van acht tot negen meter, zachtjes langs de fraaie rotsen der oostelijke kust gleed. Daar groeiden allerlei sponsen, gestengelde, gebladerde, bolvormige, gevingerde.

Woord Van De Dag

bakels

Anderen Op Zoek