United States or Pakistan ? Vote for the TOP Country of the Week !


De kanunniken en de kloosterbroeders begonnen onmiddellijk de gewijde vaten, kruisen, kazuifels, kandelaars en al de kostbaarste kerksieraden van de autaars en uit de sakristijnen weg te nemen, en buiten den burg naar de St-Christoffelskapelle te dragen .

Wij gissen, met Dr DELGHUST, dat dit gebruik zijn ontstaan te danken hebbe aan de keure van 1240, waardoor de heer van Watripont de Ronsenaren ontsloeg van tollen en leendiensten. Te Rozenaken, op de hofstede van St-Hermes, toebehoorende aan het kapittel van Ronse, wachtten twee kanunniken de bedevaarders af. Aan allen schonken zij eene gewijde taart en bier of wijn volgens de tijdsomstandigheden.

OGYGIUS: Overal staan dan ook "gidsen door de heilige plaatsen" den bezoeker ten dienste. MENEDEMUS: Van de Kanunniken? OGYGIUS: Neen! Die neemt men daarvoor niet. En wel hierom: men wil niet dat zij ten gevolge van den godsdienst van hun godsdienst vervreemden en terwijl ze de Heilige Maagd dienen, hun eigen maagdelijkheid te grabbelen gooien. Alleen bevindt zich in de kapel, waarin ik zei dat de Heilige Maagd vertoeft, bij het altaar een kanunnik. MENEDEMUS: Waartoe? OGYGIUS: Om de gaven in ontvangst te nemen en te bewaren. MENEDEMUS: Is men verplicht te geven of men wil of niet? OGYGIUS: Neen, volstrekt niet. Maar sommige bezoekers brengt een soort van vrome schaamte er toe om te geven, wanneer er iemand bij staat, terwijl ze niets zouden geven als er niemand bij was. Of ook wel: ze geven heel wat meer dan ze anders zouden geven. MENEDEMUS: Je noemt daar een echt menschelijk zwak dat ik bij ondervinding ken. OGYGIUS: Er zijn er die zóó verknocht zijn aan de Heilige Maagd dat ze onder den schijn van een gave op 't altaar te leggen met een bewonderenswaardige handigheid wegstelen wat een voorganger er had neergelegd. MENEDEMUS: En als er nu eens niemand stond, zou dan de Heilige Maagd zulke schurken niet onmiddellijk met haar bliksem treffen? OGYGIUS: Waarom zou de Heilige Maagd dit eerder doen dan God in den Hemel, voor wien sommige menschen zóó weinig eerbied hebben dat ze hem van zijn kerksieraden durven berooven, zelfs zóó, dat ze door de muren van de kerk heen breken? MENEDEMUS: Ik ben 't nog niet met mij zelven eens waarover ik meer verwonderd moet zijn: over de verregaande onbeschaamdheid van die heiligschenners of over Gods lankmoedigheid. OGYGIUS: Nu dan. Aan de noordzijde is een poortje, niet van de kerk (je mocht je soms eens vergissen) maar van de omheining waarmee 't geheele terrein bij de kerk behoorend wordt omsloten. Die poort heeft weer een klein deurtje zooals wij die in de groote dubbele deuren van de adellijke kasteelen zien. Ieder die wil binnentreden, loopt eerst gevaar zijn scheenbeen te schaven en ziet zich daarna gedwongen flink te bukken om zijn hoofd niet te stooten. MENEDEMUS: 't Is maar veiliger om door zoo'n deurtje 't huis van je vijand niet binnen te gaan. OGYGIUS: Dat is een goede opmerking. De "gids door 't Heiligdom" vertelde dat indertijd een Ridder te paard door dat deurtje aan een hem vervolgenden vijand ontsnapt was, die hem op de hielen zat. De ongelukkige die reeds wanhoopte aan redding had door een plotselinge ingeving zijn leven aanbevolen aan de Heilige Maagd die in de buurt was. Want hij was van plan om tot Haar altaar te vluchten als de groote poort openstond. En hoor nu eens het ongehoorde wonder! Eensklaps stond de ruiter met paard en al binnen de omheining van het kerkhof, terwijl zijn vervolger tevergeefs buiten voor de poort stond te razen en te tieren. MENEDEMUS: En wist de gids je dit verhaal aannemelijk te maken? OGYGIUS: Ja zeker. MENEDEMUS: Dat ging bij zoo'n wijsgeer als jij bent, toch zeker zoo héél gemakkelijk niet. OGYGIUS: Hij wees mij op de deur een koperen plaat met spijkers er op vastgehecht, waarop een afbeelding van den geredden ridder stond in de kleedij die het Engelsche volk toen placht te dragen, zooals wij die ook op schilderijen van ouden datum zien weergegeven. Als die niet liegen, dan hadden de barbiers van die dagen weinig te doen, evenals de lakenververs en lakenwevers. MENEDEMUS: Hoe dat zoo? OGYGIUS: Omdat de man een baard had als een geit en omdat er geen enkele plooi zat in zijn kleedingstukken, die zóó weinig ruimer waren dan zijn lichaam, dat dit er nauw door was ingesnoerd. Daar was ook nog een andere plaat die de afbeelding en de grootte van de kapel voorstelde. MENEDEMUS: Ja, dan m

"Maar Arnulf", bemerkte zij op dit oogenblik, "de graaf laat zich zoolang wachten; zijt gij zeker dat hij voor den middag nog zal komen?" "Gansch zeker, Strena", was het antwoord. "Gij hebt wel gezien dat de proost en de kanunniken van St-Donaas, met de ridders en met schepenen van Brugge, door de Steenstraat hem zijn te gemoet gegaan?" "Het is meer dan een uur geleden, Arnulf.

Boudewijn IX, graaf van Vlaanderen, die gaarne te Kortrijk verbleef, bouwde in 1200 de kerk van O.-L.-Vrouw, en vestigde er een kapittel van twaalf kanunniken met eenen deken. De kerk behoort tot den overgangsstijl, evenals de kerk van Pamele, die slechts dertig jaren jonger is. Eigenaardig is zij opgevat, in ongewonen vorm en ongewone lijnen, maar toch schoon in stand en samenstelling.

Notger, die van 971 tot 1008 den bisschoppelijken stoel bekleedde, herbouwde de kerk van Sint-Hubert en liet er woningen voor zestig kanunniken aan toevoegen.

Achter het hoogaltaar, in de parochiale kerk, staan nog altijd de zetels der kanunniken, als stomme getuigen van vroegere gebeden en lofzangen. Een tak der vroegere nijverheid was het lakenweven.

Juanilo, die onderhouden werd op kosten van het kapittel der kathedraal, had een automaat vervaardigd, die elken dag op een vooraf vastgesteld uur uit zijn huisje trad, zich dan met onverstoorbare kalmte naar de keuken der kanunniken begaf, daar in een mandje den maaltijd voor zijn meester ontving, den kok eerbiedig groette, dan op zijn hielen omdraaide en zonder de minste onbescheidenheid of de allergeringste gulzigheid dadelijk naar de woning van zijn heer terugkeerde.

Welhaast was de menigte bij de Smedepoort zoo groot, dat men elkander daar verdrong, en zeker, het waren de vrouwen en de kinderen niet die het minst uitgelaten schenen en door luidruchtig gejubel hunne blijdschap betuigden. De proost was insgelijks, met eenigen zijner kanunniken en met de afgevaardigden van graaf Willem naar de plaats der bestorming gekomen.

Daar deze kanunniken gemeenschappelijk leefden op de wijze der kloosterbroeders, werd deze kerk Monsterkerk genoemd (naar 't Gr. monasterion). Onder de kanunniken kwamen uiterst bekwame mannen voor; wij wijzen op den geleerden Philippus