Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 24 juni 2025


Hier, sprak een hunner, en hij sloeg op zijn hert. Hoort gij, signoorkens en pagadders? Hunne lastgeving! sprak Uilenspiegel, die het feit vernomen had. Er is dus iemand, die hun last geeft het werk van heiligschenners te doen!

Het voortsnellende schijnsel der hel-brandende lantaarns in het duister vooruit over den weg en tegen de boomen en het bladerendak daarboven, het gesnor en gebrom van den motor, het getoeter bijwijlen, wanneer er menschen in den lichtbundel waren te zien, verbrak op de meest schreeuwende wijze 't geheimzinnige van den donkeren Indischen nacht en gaf een gewaarwording of we brutale heiligschenners waren, die het ontzag voor de demonische macht der aloude geesten trotseerden.

Zijn vertrek twaalf uren uitstellende, had hij zich tot raadsman opgeworpen van de priesters van Malabarhill; hij had hun eene aanzienlijke schadeloosstelling beloofd, daar hij wel wist dat het engelsche gouvernement zulk eene overtreding zeer zwaar strafte; daarop had hij hen met den volgenden trein de heiligschenners nagezonden.

Begrijpt gij dan niet, dat dit alles verraderswerk is? Zij willen u tot heiligschenners en tot beeldbrekers maken, om u tot muiters te kunnen verklaren, uwe kisten te ledigen, u te onthalzen en levend te verbranden! En de koning zal erven!

Nu vliegt het al in roer. De woeste pijlen gieren En snorren door de lucht; de legerkolven zwieren. Men eischt des priesters wraak, des heiligschenners bloed, Omsingelt, en bevecht zijn Krijgsvoogd dol te moed! Hy strijdt, verweert zich 't lijf; en honderd slagen breken Op 't wapen dat hy grijpt.

OGYGIUS: Overal staan dan ook "gidsen door de heilige plaatsen" den bezoeker ten dienste. MENEDEMUS: Van de Kanunniken? OGYGIUS: Neen! Die neemt men daarvoor niet. En wel hierom: men wil niet dat zij ten gevolge van den godsdienst van hun godsdienst vervreemden en terwijl ze de Heilige Maagd dienen, hun eigen maagdelijkheid te grabbelen gooien. Alleen bevindt zich in de kapel, waarin ik zei dat de Heilige Maagd vertoeft, bij het altaar een kanunnik. MENEDEMUS: Waartoe? OGYGIUS: Om de gaven in ontvangst te nemen en te bewaren. MENEDEMUS: Is men verplicht te geven of men wil of niet? OGYGIUS: Neen, volstrekt niet. Maar sommige bezoekers brengt een soort van vrome schaamte er toe om te geven, wanneer er iemand bij staat, terwijl ze niets zouden geven als er niemand bij was. Of ook wel: ze geven heel wat meer dan ze anders zouden geven. MENEDEMUS: Je noemt daar een echt menschelijk zwak dat ik bij ondervinding ken. OGYGIUS: Er zijn er die zóó verknocht zijn aan de Heilige Maagd dat ze onder den schijn van een gave op 't altaar te leggen met een bewonderenswaardige handigheid wegstelen wat een voorganger er had neergelegd. MENEDEMUS: En als er nu eens niemand stond, zou dan de Heilige Maagd zulke schurken niet onmiddellijk met haar bliksem treffen? OGYGIUS: Waarom zou de Heilige Maagd dit eerder doen dan God in den Hemel, voor wien sommige menschen zóó weinig eerbied hebben dat ze hem van zijn kerksieraden durven berooven, zelfs zóó, dat ze door de muren van de kerk heen breken? MENEDEMUS: Ik ben 't nog niet met mij zelven eens waarover ik meer verwonderd moet zijn: over de verregaande onbeschaamdheid van die heiligschenners of over Gods lankmoedigheid. OGYGIUS: Nu dan. Aan de noordzijde is een poortje, niet van de kerk (je mocht je soms eens vergissen) maar van de omheining waarmee 't geheele terrein bij de kerk behoorend wordt omsloten. Die poort heeft weer een klein deurtje zooals wij die in de groote dubbele deuren van de adellijke kasteelen zien. Ieder die wil binnentreden, loopt eerst gevaar zijn scheenbeen te schaven en ziet zich daarna gedwongen flink te bukken om zijn hoofd niet te stooten. MENEDEMUS: 't Is maar veiliger om door zoo'n deurtje 't huis van je vijand niet binnen te gaan. OGYGIUS: Dat is een goede opmerking. De "gids door 't Heiligdom" vertelde dat indertijd een Ridder te paard door dat deurtje aan een hem vervolgenden vijand ontsnapt was, die hem op de hielen zat. De ongelukkige die reeds wanhoopte aan redding had door een plotselinge ingeving zijn leven aanbevolen aan de Heilige Maagd die in de buurt was. Want hij was van plan om tot Haar altaar te vluchten als de groote poort openstond. En hoor nu eens het ongehoorde wonder! Eensklaps stond de ruiter met paard en al binnen de omheining van het kerkhof, terwijl zijn vervolger tevergeefs buiten voor de poort stond te razen en te tieren. MENEDEMUS: En wist de gids je dit verhaal aannemelijk te maken? OGYGIUS: Ja zeker. MENEDEMUS: Dat ging bij zoo'n wijsgeer als jij bent, toch zeker zoo héél gemakkelijk niet. OGYGIUS: Hij wees mij op de deur een koperen plaat met spijkers er op vastgehecht, waarop een afbeelding van den geredden ridder stond in de kleedij die het Engelsche volk toen placht te dragen, zooals wij die ook op schilderijen van ouden datum zien weergegeven. Als die niet liegen, dan hadden de barbiers van die dagen weinig te doen, evenals de lakenververs en lakenwevers. MENEDEMUS: Hoe dat zoo? OGYGIUS: Omdat de man een baard had als een geit en omdat er geen enkele plooi zat in zijn kleedingstukken, die zóó weinig ruimer waren dan zijn lichaam, dat dit er nauw door was ingesnoerd. Daar was ook nog een andere plaat die de afbeelding en de grootte van de kapel voorstelde. MENEDEMUS: Ja, dan m

Woord Van De Dag

phylarchos

Anderen Op Zoek