Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 18 juni 2025
Eerst meende zij nog, dat de andere tenters een grapje hadden willen hebben en een en ander hadden weggehaald, maar dat bleek niet zoo te zijn. Die menschen vermisten ook voorwerpen, die zij in de tenten hadden achtergelaten, en zij waren erg boos en terneergeslagen. "'t Is eene schande," zei er een. "Ik dacht zóó, dat de diefstallen ten einde waren, en nu komen zij ons armoedje nog wegstelen."
Duclari, Verbrugge en ik moet het erkennen! ook Tine, konden een luiden lach niet onderdrukken by de gedachte zoo op-eens uit den westhoek van Java overtestappen naar Arles of Nîmes in 't zuiden van Frankryk. Havelaar, waarschynlyk in zyn verbeelding op den toren staande, die door de Saracenen gebouwd is op den omgang van de arena te Arles, had zich eenigszins intespannen, voor hy de oorzaak van dien lach begreep, en toen ging hy voort: Nu ja, ik meen ... als je daar in de buurt komt. Zóó-iets heb ik nooit ergens meer ontmoet. Ik was gewoon aan teleurstellingen by 't zien van alles wat zoo hoog wordt opgehemeld. Ziet eens, by-voorbeeld, de watervallen waarvan men zooveel spreekt en schryft. Wat my betreft, ik heb weinig of niets gevoeld te Tondano, te Maros, te Schafhausen, by den Niagara. Men moet zyn boekjen inzien om daarby de vereischte maat zyner bewondering by de hand te hebben, over "zóóveel voeten vals" en "zóóveel kubiek-voeten waters in de minuut" en als die cyfers dan hoog zyn, moet men hè zeggen. Ik wil nooit weer watervallen zien, althans niet als ik er een omweg voor moet maken. Die dingen zeggen me niets! Gebouwen spreken me wat luider toe, vooral wanneer 't bladzyden uit de geschiedenis zyn. Maar hierby spreekt een gevoel van heel anderen aard! Men roept de vergangenheid op, en laat de schimmen van 't verledene de revue passeeren. Hieronder zyn zeer afschuwelyke, en dus, hoe belangryk dit soms wezen moog, men vindt in zyn gewaarwordingen niet altyd voldoening voor schoonheidsgevoel ... onvermengd althans nooit! En zonder de geschiedenis er byteroepen, is er wel veel schoons in sommige gebouwen, maar 't wordt gewoonlyk bedorven door gidsen van papier, van vleesch en been ...'t komt overeen uit! gidsen, die je den indruk wegstelen door hun eentonig: "deze kapel is opgericht door den bisschop van Munster in 1423 ... de zuilen zyn 63 voeten hoog, en rusten op ... ik weet niet wat, en het kan me niet schelen ook. Dat gebabbel is vervelend, want men voelt dat men dan juist drie-en-zestig voet bewondering moet gereed hebben, om niet in de oogen van sommigen doortegaan voor een Vandaal of geschäfts-reiziger ... d
OGYGIUS: Overal staan dan ook "gidsen door de heilige plaatsen" den bezoeker ten dienste. MENEDEMUS: Van de Kanunniken? OGYGIUS: Neen! Die neemt men daarvoor niet. En wel hierom: men wil niet dat zij ten gevolge van den godsdienst van hun godsdienst vervreemden en terwijl ze de Heilige Maagd dienen, hun eigen maagdelijkheid te grabbelen gooien. Alleen bevindt zich in de kapel, waarin ik zei dat de Heilige Maagd vertoeft, bij het altaar een kanunnik. MENEDEMUS: Waartoe? OGYGIUS: Om de gaven in ontvangst te nemen en te bewaren. MENEDEMUS: Is men verplicht te geven of men wil of niet? OGYGIUS: Neen, volstrekt niet. Maar sommige bezoekers brengt een soort van vrome schaamte er toe om te geven, wanneer er iemand bij staat, terwijl ze niets zouden geven als er niemand bij was. Of ook wel: ze geven heel wat meer dan ze anders zouden geven. MENEDEMUS: Je noemt daar een echt menschelijk zwak dat ik bij ondervinding ken. OGYGIUS: Er zijn er die zóó verknocht zijn aan de Heilige Maagd dat ze onder den schijn van een gave op 't altaar te leggen met een bewonderenswaardige handigheid wegstelen wat een voorganger er had neergelegd. MENEDEMUS: En als er nu eens niemand stond, zou dan de Heilige Maagd zulke schurken niet onmiddellijk met haar bliksem treffen? OGYGIUS: Waarom zou de Heilige Maagd dit eerder doen dan God in den Hemel, voor wien sommige menschen zóó weinig eerbied hebben dat ze hem van zijn kerksieraden durven berooven, zelfs zóó, dat ze door de muren van de kerk heen breken? MENEDEMUS: Ik ben 't nog niet met mij zelven eens waarover ik meer verwonderd moet zijn: over de verregaande onbeschaamdheid van die heiligschenners of over Gods lankmoedigheid. OGYGIUS: Nu dan. Aan de noordzijde is een poortje, niet van de kerk (je mocht je soms eens vergissen) maar van de omheining waarmee 't geheele terrein bij de kerk behoorend wordt omsloten. Die poort heeft weer een klein deurtje zooals wij die in de groote dubbele deuren van de adellijke kasteelen zien. Ieder die wil binnentreden, loopt eerst gevaar zijn scheenbeen te schaven en ziet zich daarna gedwongen flink te bukken om zijn hoofd niet te stooten. MENEDEMUS: 't Is maar veiliger om door zoo'n deurtje 't huis van je vijand niet binnen te gaan. OGYGIUS: Dat is een goede opmerking. De "gids door 't Heiligdom" vertelde dat indertijd een Ridder te paard door dat deurtje aan een hem vervolgenden vijand ontsnapt was, die hem op de hielen zat. De ongelukkige die reeds wanhoopte aan redding had door een plotselinge ingeving zijn leven aanbevolen aan de Heilige Maagd die in de buurt was. Want hij was van plan om tot Haar altaar te vluchten als de groote poort openstond. En hoor nu eens het ongehoorde wonder! Eensklaps stond de ruiter met paard en al binnen de omheining van het kerkhof, terwijl zijn vervolger tevergeefs buiten voor de poort stond te razen en te tieren. MENEDEMUS: En wist de gids je dit verhaal aannemelijk te maken? OGYGIUS: Ja zeker. MENEDEMUS: Dat ging bij zoo'n wijsgeer als jij bent, toch zeker zoo héél gemakkelijk niet. OGYGIUS: Hij wees mij op de deur een koperen plaat met spijkers er op vastgehecht, waarop een afbeelding van den geredden ridder stond in de kleedij die het Engelsche volk toen placht te dragen, zooals wij die ook op schilderijen van ouden datum zien weergegeven. Als die niet liegen, dan hadden de barbiers van die dagen weinig te doen, evenals de lakenververs en lakenwevers. MENEDEMUS: Hoe dat zoo? OGYGIUS: Omdat de man een baard had als een geit en omdat er geen enkele plooi zat in zijn kleedingstukken, die zóó weinig ruimer waren dan zijn lichaam, dat dit er nauw door was ingesnoerd. Daar was ook nog een andere plaat die de afbeelding en de grootte van de kapel voorstelde. MENEDEMUS: Ja, dan m
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek