Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 28 juni 2025


"Wat zou hij hebben kunnen zeggen? Hij kon niet spreken... Hij schijnt stom te zijn." "Waarom kan hij niet spreken?" "Wel, hij is in diepen slaap gedompeld en heeft volstrekt geen bewustzijn zijner handelingen." "Goed," zei dokter Antekirrt. De beide jongelieden keken hem ietwat verwonderd aan, maar waagden het niet eene vraag te uiten.

Om haar verlegenheid nog grooter te maken, zag ze, dat Belle een wenk gaf aan Annie, waarop beiden van haar naar Laurie keken, die er tot haar blijdschap echt jongensachtig en verlegen uitzag. "Malle wezens, om zulke gedachten in mijn hoofd te brengen!

... "Ze is weer opgekomen! Ze is d'r weer! 't Is bloed, bloed!" "Kom, wees nou kalm." "Nee, nee, nee! Voor geen goud slaap ik daar." "Ik ben toch bij je!" "Voor geen goud!" "'k Zal zelf is kijken." Hij bukte, keek met de lamp onder het bed. "Je hebt gelijk." En zij keken elkander an, zonder spreken, met 't gevoel dat ze niet meer alleen in de kamer waren.

En toen begon zij weêr van zelf het wijsje van dien morgen te zingen. Marie en Felix kwamen thuis van hun wandelingetje. Het wachtende huis stond witterig en zwart-schuin tusschen de boomen. De vensters keken lankwerpig wemelend grijs en zwart. Van onder de warande, waar een venster openstond, hoorde Marie en Felix het gezang van het huis, luid en zacht vlak-bij in de donkerte.

Zij hadden een plekje boven op het dek weten te veroveren: een oud stuk bank tegen de schoorsteenpijp en van daar uit keken zij stil, met triestige oogen, naar de oude, groote stad die zich, achter het omgewoelde, viezig-schuim-opspattende rivierwater, langzaam van hen verwijderde. Zou het voor eeuwig zijn? Zouden zij nog terugkomen? Wie kon het zeggen? Alles was vaag en vol onzekerheid.

Half versuft keken ze naar het water, dat maar aldoor naar binnen liep en al hooger en hooger steeg. "Grootje, kan het zoo hoog komen, dat we dat we verdrinken?" vroeg Bart opeens en wachtte vol angst op het antwoord. "Ik weet 't niet, jongen, 't is in korten tijd zoo gestegen. Ik weet het niet. Mijn arme kinders!" Een flinke jongen.

De goede gemeentenaren keken wel vreemd op, en staken de hoofden bij elkander; maar daarbij bleef het. Die Gelderslui waren een schappelijk slag van menschen. Sommigen zeiden dat het royaal was van den dominee; en de anderen vonden de zaak niet erg genoeg om zich er voor in het harnas te steken.

Het was haar alsof ze droomde. In een opgewondene, driftige stemming, met een diep ongelukkig gevoel in haar hart, was ze zooeven de trap afgekomen en nu stond ze daar plotseling in een warme, vroolijke kamer en drie gezichten keken haar vriendelijk en vol belangstelling aan.

Het was hem alsof er een eeuw was voorbijgegaan, sedert hij daar geweest was. Op eens werd hij in den arm geknepen. Hij keerde zich on en zijne oogen ontmoetten die van Huckleberry. Daarop keken de knapen dadelijk den anderen kant uit en hun hart klopte bij de gedachte, dat iemand dien blik van verstandhouding mocht bemerkt hebben.

Haar groote oogen keken hem van onder den bruinen zakdoek aan, die haar blonde lokken en haar schouders geheel bedekte. De afgezant keek haar teeder aan en glimlachte. Gedurende een oogenblik wilde of kon hij niets zeggen. Toen hij eindelijk antwoordde, was zijn stem heel zacht, zoo zacht, dat men zou gezegd hebben, dat het de zijne niet was. "Weet je den weg wel, Maroessia?" vroeg hij.

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek