Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 5 juni 2025


Den 5 Juni gingen zij 's morgens naar Corinthe ontbijten. Joly had een zware verkoudheid, welke Laigle met hem begon te deelen. De rok van Laigle was kaal, maar Joly was goed gekleed. 't Was omstreeks negen uren 's morgens, toen zij de deur van Corinthe openden. Zij gingen naar de eerste verdieping. Matelotte en Gibelotte ontvingen hen. "Oesters, kaas en ham," zei Laigle.

Hij heeft al mijn kanten en vormen aangenomen, hij hindert mij nergens en heeft zich zelfs naar mijn wanstaltigheden gevoegd; hij is zeer beleefd voor al mijn bewegingen; ik voel niet anders van hem dan dat hij mij warm houdt. Oude kleederen zijn hetzelfde als oude vrienden. Apropos, Grantaire, komt ge van den boulevard?" "Neen." "Wij, Joly en ik, hebben het hoofd van den lijkstoet gezien."

"'t Was een heerlijk schouwspel," zei Joly. "Hoe stil is 't in deze straat!" riep Laigle. "Wie zou zeggen, dat Parijs het onderst boven ligt? Men ziet duidelijk, dat hier eertijds alles klooster was! Du Breuil en Sauval en de abbé Leboeuf geven er de lijst van.

Men werkt er zich lam, men verlaagt er zich, men prostitueert er zich, men doodt er zich, en men maakt er zich aan gewoon!" Na deze vlaag van welsprekendheid kreeg Grantaire een welverdiende vlaag van hoest. "Van revolutie gesproken," zei Joly, "het schijnt bepaald, dat Marius verliefd is." "Weet men op wie?" vroeg Laigle. "Neen." "Niet?" "Neen, zeg ik." "Marius verliefd!" riep Grantaire.

Zij gingen aan een tafeltje zitten. De herberg was ledig, er was niemand dan zij. Gibelotte, die Joly en Laigle kende, zette een flesch wijn op de tafel. Terwijl zij met de eerste oesters bezig waren, verscheen een hoofd boven het trapluik, en een stem zeide: "Ik kwam voorbij en rook op de straat een heerlijken geur van Briekaas, en daarom kom ik." 't Was Grantaire.

"Joly, leen mij tien sous," zei Laigle, en zich tot Grantaire wendende: "Leen mij tien sous, Grantaire." Dit maakte twintig sous, welke Laigle aan den knaap gaf. "Ik dank u, mijnheer," zei het jongetje. "Hoe heet ge?" vroeg Laigle. "Navet, de vriend van Gavroche." "Blijf bij ons," zei Laigle. "Ontbijt met ons," zei Grantaire.

Hij had nog slechts een stomp van vier degens over; één meer dan Frans I te Marignan. Toen er geen levende aanvoerders meer waren dan Enjolras en Marius aan beide einden der barricade, zwichtte het centrum, dat Courfeyrac, Joly, Bossuet, Feuilly en Combeferre zoo lang verdedigd hadden.

Al die tegenstrijdigheden: jonkheid, inbeelding, zwakheid en vroolijkheid hielden samen zeer goed huis en vormden een zonderling, aangenaam wezen, dien zijn kameraden Jollllly noemden. Joly had de gewoonte den knop van zijn stok tegen zijn neus te houden, 't geen het kenteeken van een schranderen bol is.

Een werkman bond zich een grooten stroohoed van moeder Hucheloup op 't hoofd, uit vrees voor de zonnesteken, zooals hij zeide. De jongelieden der Kalebas van Aix koutten vroolijk met elkander, als haastten zij zich om voor het laatst hun landtaal nog eens te spreken. Joly, die den spiegel van de weduwe Hucheloup van den wand had genomen, bekeek er zijn tong in.

"'t Is het einde der wereld," stamelde zij. Joly drukte een kus op den dikken, rooden, gerimpelden hals van madame Hucheloup, en zeide tot Grantaire: "Mijn vriend, ik heb den hals eener vrouw altijd als iets bij uitnemendheid teers beschouwd." Intusschen had Grantaire een steeds hoogere gedachtenvlucht genomen.

Woord Van De Dag

verheerlijking

Anderen Op Zoek