United States or Liechtenstein ? Vote for the TOP Country of the Week !


En zou die afschuwelijke Sandgoïst thans, met zijn zoo fielterig verkregen loterijbriefje in de hand, te voorschijn treden, om er het bedrag van te ontvangen? Vreeselijke spanning, niet alleen voor Hulda en Joël Hansen, maar ook voor het geheele publiek!

Ik draag u op, om voor mij vrouw Hansen en mijn neef Joël te omhelzen. Ik kus in gedachte uw voorhoofd, waaraan de schitterende Telemarksche bruidskrans een stralenkrans als aan eene heilige zal verleenen. Nogmaals vaarwel, waarde Hulda, vaarwel! »Uw liefhebbende bruidegom OLE KAMP."

»Ja zeker, weldra!" riep professor Sylvius Hog uit. »Morgen reeds, kinderen, morgen!" »Morgen reeds?" vroeg Joël Hansen verbaasd. »Ja, morgen reeds!" hernam de professor. »Heden avond nog vertrekken wij naar Dal." »Kan dat, mijnheer Sylvius?" »Het moet, beste Joël!

Die twee wezens waren hem inderdaad het dierbaarst op aarde. Toen Ole Kamp zich voor den laatsten keer ingescheept had, betreurde de goedhartige Joël het innig, dat hij Hulda geen bruidsschat kon verschaffen, om zoodoende haar verloofde in staat te stellen aan wal te blijven en te trouwen. Ja, een flinke bruidsschat ware het middel geweest, om de jongelieden overgelukkig te maken.

»Dat is ook het beste, wat gij doen kunt," antwoordde Joël, glimlachende over die berusting. »Gij hebt op u genomen, mij uit den mosterd te halen. Welnu, gaat uw gang." Men ging te werk, zooals Joël voorgeschreven had, en betrachtte daarbij de meest mogelijke voorzichtigheid.

»Als het slechte weder aanhoudt, vrees ik wel, dat de toeristen er van zullen afzien, om onze schoone provincie Telemarken te bezoeken. Denkt gij dat ook niet, Hulda?" »Wij zijn nog pas in April, Joël, dus nog ver van den zomer. Het weer kan dus wel ten goede keeren." »Ongetwijfeld, zusjelief; maar ik heb als het ware een voorgevoel, dat wij geen goed seizoen zullen hebben." »Niet? Waarom niet?"

»Dat was het ook," antwoordde Joël ernstig. »Die bergpas is zeer gevaarlijk." »Het was mij inderdaad blootstellen aan eene herhaling van de rol van...." »Welke rol?" vroeg Hulda, toen zij den reiziger glimlachend zag aarzelen. »Van den ongelukkigen Eystein," antwoordde hij met een ondeugenden trek op het gelaat. »O, gij kent de legende?" zei het jonge meisje.

De professor nam er met Joël in plaats, nadat hij het jonge meisje tot afscheid de hand gedrukt had. Zij keek hen na en zag hen bij een kromming van den weg onder de groote beukeboomen, die op den oever der Maan-rivier stonden, verdwijnen. Denzelfden avond was Joël te Dal terug. Professor Sylvius Hog was dus naar Bergen vertrokken.

Neen, het was de gast van de familie Hansen, de man, die aan Hulda en Joël veel verplichting had en de belangen van die kinderen vóór alles wilde bevorderen. Het was de schuldenaar die, ongeacht den prijs, dien het hem kosten mocht, zijne rekening wilde vereffenen.

»Naar Dal?" »Ja." »Daarheen was ik juist op weg." »Kijk, kijk," sprak Joël op zijne beurt. »Wat scheelt u nu, vriend?" vroeg de vreemdeling aan den berggids. »Gij schijnt verwonderd." »Zijt gij ook bijgeval de toerist, die uit het noordelijke gedeelte des rijks moet aankomen," vroeg Joël, »en wiens komst nog in het Hardangsche gemeld werd?" »Juist, die ben ik."