Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 juni 2025
Het volk huilde en tierde uit schorre kelen, ik zag van-haat-vertrokken-gelaten en uitpuilende oogen, ik hoorde gesis en gefluit. Zoo trokken zij heel de stad door, langsheen de lanen, over de Meir en naar de Schelde, waar zij op een boot werden gestoken.
Het was voorbij, verdwenen ... en eensklaps zag zij op zijn strak gelaat de onbekende uitdrukking van een geheel nieuw wezen, een wezen van onuitsprekelijke rust en kalmte, de hooge, gelouterde, heilig-sereene kalmte van het niet-meer-zijn.... Hij was dood! Zij zag het, zij wist het, zij voelde het ... en huilde niet. Roerloos, met droge oogen, keek zij hem halsstarrig aan.
Of ie huilde kon 'k nou netuurlijk niet zien ... En toe' ik maar weer wegging want we zeie tòch niks was 't: "dar, arme bliksem!" en gaf ie me 'n tientje ... Nou, da' kon 'k best hebbe!" Heel lang bleef de Generaal toen in 't vuur zitten staren. 't Was pijnlijk stil ... 'n Paar keer schudde hij z'n rood overspannen kop met een ruk, of hij 't vizioen af wilde schudden.
Toen hoorden Soetkin en Uilenspiegel een groot rumoer, 't Waren de poorters, vrouwen en kinderen die riepen: Klaas werd niet veroordeeld om te sterven met zacht vuur, maar met groote vlammen. Beul, pook het vuur aan! De beul deed het, doch het vuur wilde niet laaien. Verworg hem, riepen zij. En zij smeten steenen naar den provoost. De vlam! de groote vlam! huilde Soetkin.
Allerlei middelen werden er aangewend; het gelukte, het kind in het leven terug te roepen, maar de moeder niet, en zoo kreeg de oude grootvader slechts een kleinzoon in huis, een wees, denzelfden knaap, die meer lachte dan huilde; het scheen echter, alsof hij nu het lachen geheel verleerd had, en die verandering moest zeker in de gletscherkloof plaats gegrepen hebben, in de koude, zonderlinge ijswereld, waar de zielen der verdoemden tot aan den jongsten dag ingekerkerd zijn, zooals de Zwitsersche boer gelooft.
Ze kon niet dadelijk antwoorden, de zwakke oude vrouw. Ze bewoog de lippen, maar er kwam geen geluid. Ze huilde ook.... Met haar linker hand streelde ze Lucie's hoofd, dat in haar schoot lag, terwijl ze de rechter beverig aan Bernard toestak, met een zwijgenden knik van innige goedhartigheid.
Eerst was hij angstig, want de wind huilde akelig over de verlaten velden en hij was koud en hongerig en eenzamer dan ooit te voren. Doch daar hij doodmoe was van zijn tocht, viel hij spoedig in slaap en vergat zijn verdriet.
De arme jongen huilde van verontwaardiging, nu hij zóó over zijne ouders hoorde spreken. Dat viel Arie tegen en het deed hem zeker veel pijn. Want hij stond driftig op en wierp Jan met een ruk achterover op de straat, en hij keek heel boos. »Jou kleine adder!» riep hij Jan toe, »die grappen zal ik je afleeren!»
En zij huilde van droefheid en woede. Met de handen gevat in de val, en kronkelend ter oorzake van de hevige smert, riep de weerwolf: Hebt medelijden, hebt toch medelijden; o, die vrouw, doet ze weggaan. Ik zal twee gouden karolussen geven. Breekt die klokken! Waar zijn die tierende kinderen? Houdt hem levend! schreeuwde Tonia, houdt hem levend, hij moet het betalen.
Hij wou dat ze zou huilen, hij kon dat strakke, witte gezicht niet zien. "Kom je bij ons wat logeeren?" "We zullen elken dag naar zijn graf gaan." Het hielp niets. Ze knikte maar. "Ik wou dat je nu meeging, je hebt toch geen reden om in het sterfhuis"... Weer huilde de hond in de keuken, langgerekt, afschuwelijk, met sleepende gillen. "Ik zal dat beest"... "Nee... ik zal bij hem gaan."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek